Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 6 juli 2011

Recensie: De maagd Marino (2010), Yves Petry

‘Ce n’est pas la vérité, c’est al vie qu’on vit.’

Dit winnende boek van de Libris literatuurprijs 2011 stond me tegen vanwege het onderwerp. Hoewel ik de schrijver op grond van zijn eerdere werk bewonder en blij was dat hij de prijs kreeg, zag ik er tegenop een boek te gaan lezen over het doden en opeten van een andere persoon, al gebeurt dat geheel op basis van vrijwilligheid. Ik zag ooit de huiveringwekkende documentaire Stranded over een Uruguayaans vliegtuig dat op de Zuidpool een noodlanding maakte en waarin de rugbyspelers tenslotte overleefden door hun dode teamgenoten op te eten, maar met voorbedachte rade vond ik een graad erger. Het bracht daarom enige troost dat ook de verteller het niet prettig vond om het morbide feitenrelaas, waarmee het boek begint, uit de doeken te doen.
‘Zo. Het is goed dat Marino dit eindelijk heeft opgeschreven. Een pretje was het niet. Hier en daar is een detail weggelaten dat al te smerig was om onder woorden te brengen.’

Aan het woord is Bruno Klaus, een tweeënveertigjarige ex-literatuurdocent, die het loodje heeft gelegd - geslacht is, kun je beter zeggen - door Marino Mund, een kwezelachtige man, die vooral geïnteresseerd is in buitenaardse leven en in computers. Na de slachtpartij volgt een terugblik vanuit de gevangenis, eerst op het leven van Marino, later dat van Bruno.
Marino zit alleen in een cel, krijgt af en toe bezoek van de knappe advocate Eveline Tits die nog in beroep is gegaan om Marino vrij te krijgen omdat hij immers niets tegen de zin van het slachtoffer heeft gedaan.

Marino schrijft alles op wat gedicteerd wordt door Bruno. Het is een bijzondere constructie, die Petry ons voorschotelt, om de dode als verteller op te laten draven en de dader als notulist. Bruno zegt daarover het volgende:
’Tenslotte ben ik niet meer dan een elektromagnetische siddering die door Marino’s hersenlobben woelt op zoek naar de woorden die hopelijk recht zullen doen aan de ware aard van onze verhouding.’
Door het slachtoffer op te eten heeft Marino Bruno als het ware verinnerlijkt.

Het boek is vooral sterk in het beschrijven van wat aan de moord vooraf ging. Het leven van Marino werd al vroeg in de kiem gesmoord. Na het overlijden van vader klemde moeder hem stevig aan de borst. In de opzet van het boek staat dat als volgt geformuleerd:
‘Niettemin heeft de verdediging niet nagelaten de houding van de moeder aan te voeren als een zoveelste aanwijzing voor haar gestoorde, tirannieke karakter, in de greep waarvan
de kindse zoon alleen maar kon uitgroeien tot een wereldvreemde eenzaat.’
Marino werd fysiek een boom van een kerel maar bleef geestelijk een kind. Een bonsai mannetje noemt Bruno hem. Hij vluchtte in de virtuele wereld, begon zelfs een computerwinkeltje, terwijl zijn moeder aan het eind van haar leven haar toevlucht zocht tot de katholieke sekte Semper Spiritus onder leiding van vader Clemens, die soms bij haar thuis samenkwam. Marino lag dan achter de coniferen in het gras naar de lucht te kijken.

Tegenspeler Bruno was een bevlogen literatuurwetenschapper die zijn studenten inwijdde in deze hogere kunst en de loftrompet stak over de maniakale aard van de kunstmatige precisie waarmee schrijvers zich bedienen om de werkelijkheid te duiden. Nabokov was daarvan een goed voorbeeld. Hij dacht dezelfde verachting te voelen als zijn studenten voor de zelfingenomenheid, het willekeurige gedweep, de luie arrogantie, de koude drukte van zijn eigen generatie. Tot hij erachter kwam dat zijn geflirt met de nieuwe generatie niet anders was dan een verre echo van de onsterfelijkheidswaan van zijn geliefde auteurs. Van de ene dag op de andere zegde hij zijn baan op en vluchtte in porno. Op zoek naar nieuwe hardware om zijn zinnen nog meer te prikkelen kwam hij in contact met Marino. Ze hadden een relatie van vier maanden. In die tijd rijpte bij Bruno het idee om zijn leven te verkorten in plaats van zoals gebruikelijk is te verlengen.

Petry formuleert sterk, zoals over de studenten van Bruno: ‘Een karakter van morgen: te helder van geest, te gretig naar het leven om het avontuur van haar uniciteit in te ruilen voor het comfort van een identiteit.’
Hij laat Bruno flink theoretiseren over deze teloorgang van het individu. Alle ik-zeggers zullen zelfmoord plegen, stelt Bruno. Marino die nog altijd maagd was, werd door deze hele geschiedenis ook een ik-zegger. Bruno heeft hem besmeurd. Ook de literatuur krijgt er van langs. Bruno neemt aan het eind het schrijverschap op de hak als hij bij het betreden van een boekwinkel een hoge stapel van een nieuw werk van een bekend Vlaamse auteur: ‘Maar ik vind het tegenwoordig een beetje kinderachtig, al die romans en hun betekenisvolle wendingen, hun pogingen om het leven in een veelzeggende vorm te gieten.’ Het is zijn Franstalige schoonmaakster die hem duidelijk maakt dat het niet om de waarheid gaat maar om het leven dat men leeft.

Het valt op dat Petry de moordpartij aan het begin van het boek brengt als een toneelstuk, sprekende over rol en uitvoering. Alsof die in werkelijkheid helemaal niet in Duitsland heeft plaatsgevonden. Wat betreft de werkelijke motieven houdt Petry gaandeweg veel slagen om de arm. Het gonst van de veronderstellingen, de toon is kil en cerebraal. Anders dan veel van zijn Vlaamse collega’s is weinig te merken van een zuidelijke zwier, die voor noordelingen het lezen zo speciaal maakt. Het is te hopen dat Petry de volgende keer een lichter onderwerp aansnijdt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten