Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 31 juli 2012

Filmrecensie: Jeux interdits (1952), René Clemént


De onschuld van de kindertijd tegenover de gruwelen van de oorlog

Het is juni 1940. De vijfjarige levenslustige Paulette met staartjes en in een schattig jurkje verliest, op de vlucht uit Parijs, haar ouders tijdens een bombardement. Haar hondje Jock raakt gewond. Een mevrouw in wiens wagen zij in de stoet vluchtenden terechtkomt, gooit hem in de rivier. Paulette ontsnapt uit de wagen, rent ernaar toe en redt hem. Ze doolt met het gewonde beest door de bossen en ontmoet de jonge boerenzoon Michel Dollé, die een koe zoekt die ontsnapt is in het tumult rond het bombardement. Zijn oudere broer Georges raakte gewond toen hij een langskomend op hol geslagen paard wilde stoppen. Michel kijkt naar de dode hond, zegt Paulette hem daar achter te laten en neemt haar mee naar huis.

Paulette wordt opgenomen in het boerengezin Dollé. Ze blijkt van goede afkomst maar heeft van het geloof geen kaas gegeten. Ze wordt ingewijd in de rooms-katholieke beginselen. Michel leert haar bidden. Het meisje slaat zich dapper door het verlies van haar ouders heen. Michel en Paulette gaan Jock begraven in een oude molen. Ze vinden het een beetje alleen voor Jock en begraven onder andere ook een dode mol. Ze missen nog kruizen. Michel sloopt de kruizen van de lijkkoets die zijn vader aan het opknappen is omdat Georges inmiddels het loodje heeft gelegd. Als dat uitkomt, haalt Michel veertien kruizen weg van het kerkhof.

De familie Dollé heeft al lange tijd ruzie met de buren Gouard. Zoon Francis Gouard is aan het front, maar keert terug omdat hij er geen gat meer in zag. Met veel getrompetter maakt hij zijn terugkomst bekend. Hij is liever met Berthe, de dochter van Dollé, en zij met hem, hoewel vader Dollé niet wil dat zij met die slampamper omgaat. De vader verdenkt de Gouards ervan dat zij de kruizen gestolen hebben.

Opvallend, maar passend in het tijdbeeld, is de autoriteit van de vaders en vooral van pa Dollé. Hij is geen beroerde vent, maar heeft wel redelijk losse handen, die vaak Michel moeten hebben. Anderzijds heeft hij Michel ook weer nodig heeft, bijvoorbeeld om te bidden voor zijn stervende zoon Georges.

Jeux interdits is soms slapstick-achtig en sentimenteel als Swiebertje of misschien nog meer Bartje, met zo’n dorpspastoor op de fiets die de kleine meid, die haar dode hond op de rug verbergt, aanhoudt en zegt dat Michel haar maar moet leren bidden. Tijdens een vechtpartij belanden de vaders Dollé en Gouard zelfs in een vers gedolven graf. Goed komt het niet, maar het is een ontroerend verhaal, waarin duidelijk uitgebeeld wordt hoe de fantasie van kinderen tegenover het recht toe recht aan - denken van de volwassenen staat.

Brigitte Fossey en Georges Poujouly (zie foto) spelen hun rollen met verve. De muziek deed me af en toe aan de Duitse jeugdfilm Silas denken. De licht valse tonen hebben wellicht te maken met de ouderdom van de film maar voegen ook weer ontroering toe.

De zwartwit- film is gemaakt naar de roman Les Jeux inconnus van Francois Boyer. Het is de vraag waarom men de titel van het boek niet heeft gehandhaafd. Jeux interdits heeft een seksuele connotatie die geheel niet in de film te vinden is.

Hier de trailer.

maandag 30 juli 2012

Micha Wertheim, VPRO-Zomergasten, 29 juli 2012


Micha Wertheim tegen stereotypen

Volgens de gefilmde aankondiging van de gast, die nieuw is dit seizoen, is Micha Wertheim een duizendpoot. Hij begon als goochelaar, was radiomaker, kinderboekschrijver, maar natuurlijk is hij op de eerste plaats cabaretier. Jan Leyers vraagt hem wat hij zou antwoorden als een buurman in het vliegtuig hem zou vragen naar zijn beroep. Wertheim zou zeggen dat hij bij de post werkte om van moeilijke vragen af te zijn. Het is alsof dit antwoord hem drie uur lang in de houdgreep houdt. Als Leyers hem na afloop vraagt hoe hij het vond, stoort Wertheim zich nog aan zijn gehakkel aan het begin.

Een gesprek werd het nooit. Dat is ook moeilijk met iemand die niet weet wie hij is en steeds probeert iets anders te zijn. Al is het wel te prijzen en getuigt het van durf. Met grote ogen kijkt Wertheim naar Leyers of achterom naar de camera. Hij knikt vaak ten teken dat hij uitgepraat is en wil naarmate de tijd vordert zelf de regie op zich nemen. Eigenlijk zou hij dit programma zelf kunnen presenteren. Een interviewer heeft Wertheim niet nodig. Zo blijkt het format van Zomergasten toch steeds anders uit te werken.

Wertheim koos een aantal vrij onbekende fragmenten waarin kijken centraal staat. In een animatiefilm van Chris Ware gaat het erover hoe de camera ons gedrag bepaalt. Later toont hij een fragment van Lebanon (2009) van Samuel Moaz waarin we de oorlog door een kokertje zien. Televisie geeft een verwrongen beeld van de werkelijkheid, zegt Wertheim. Hij is ook zelfbewuster als er een camera op hem gericht staat en wordt liever grappig gevonden dan slim. Hij refereert later aan De Wereld Draait Door dat pervers is omdat het de kijker een handzame wereld voorspiegelt met net zo handzame problemen. Hij ziet liever een kookprogramma als van Delia Smith waar hij iets van kan leren.

Wertheim heeft net als Wim T. Schippers of Armando Iannucci een hekel aan voorgeprogrammeerde verwachtingen. Als cabaretier breekt hij die het liefst meteen af en is dan vrij te zijn mensen aan het lachten te maken. Nodig is dat niet echt. Men kan ook geboeid zijn door het verhaal dat hij vertelt. Hij houdt niet van een boodschap. Kunst moet niet opdringen. Hij houdt van de verhalen van Etgar Keret en toont een fragment van de absurde film What about me? waarin onze omgang met regels aan de kaak gesteld wordt.

Over zijn jeugd horen we weinig. Wel dat Wertheim dacht dat in hun gezin, het enige joodse in een dorp, alles wat afweek een joods gebruik was. Jus d’orange noemden zij sinaasappelsap. In Israël kwam hij erachter dat sinaasappelsap een gewone frisdrank was.

Het boeiendst zijn de comedians die hij toont, zoals Doug Stanhope die een tirade houdt tegen de joden. Die is grappig, zegt Wertheim, omdat het ongemakkelijk is. De scheidslijn tussen komedie en ernst is volgens Wertheim dun. Aan de hand van een fragment van de 80-jarige Joan Rivers laat hij zien dat het mis kan gaan, zoals hem in Roermond eens geberurde. Penn en Teller zijn goochelaars met een hoge amusementswaarde, omdat ze hun trucs uitleggen. Wertheim verfoeit de avantgarde die steeds iets nieuws moet brengen, maar vindt de vernieuwende technologie in I love Alaska van Lernert Engelberts en Sander Plug boeiend en aangrijpend. Fantastisch is een optreden van Sarah Silverman in Jesus is magic (2005). Wertheim noemt haar grof en gevoelig en neemt haar graag als voorbeeld. De kracht van deze mooie vrouw is dat ze niet ontkent wie zij is. Het gaat erom de eigen stem te vinden. Ondanks dat gehakkel heeft de bijna veertigjarige Wertheim die toch wel gevonden. 


Hier het tweede scherm voor meer informatie over de getoonde fragmenten, hier de site van Wertheim voor aanvullende informatie over zijn keuzes.

Recensie: Het grote vuur (2012), Cesare Pavese en Bianca Garufi


Quatre mains over een familiedrama.

Cesare Pavese is vooral bekend van zijn dagboek Leven als ambacht, maar schreef ook romans, waaronder Het grote vuur samen met de secretaresse van uitgeverij Einaudi. 

In Het grote vuur beschrijven zij - soms doorgaand, af en to elkaar herhalend - over Silvia die samen met haar collega Giovanni naar haar dorp terugkeert nadat ze een telegram heeft ontvangen waarin gemeld wordt dat er een dode in de familie te betreuren is. Ze zijn beiden werkzaam als journalisten in de stad, waarmee -zoals ik aanneem - Turijn wordt bedoeld en hebben al eens wat met elkaar gehad. Silvia heeft tot verdriet van Giovanni hun verkering echter uitgemaakt. Ze zou niet deugen voor de liefde. In de loop van het verhaal vernemen we dat haar eerste geliefde in de oorlog gesneuveld is. Dat weerhoudt haar er niet van om Giovanni mee te vragen naar haar geboortedorp Maratea.

Na tien jaar is Silvia weer terug in het dorp, waaruit ze als dertienjarige is weggevlucht. Er heerst een ijzige en tegelijk broeierige sfeer in het ouderlijk huis. Haar moeder is na de dood van haar man, die Silvia nooit gekend heeft, hertrouwd met een advocaat uit Lauria, maar het tweede huwelijk doet haar weinig goed. Boven in het huis ligt bovendien de jongen Giustino dood te gaan. De moeder, die Silvia ooit in huis opsloot, wil dat het stel snel weer vertrekt, maar de advocaat neemt Silvia mee naar Lauria.

Giovanni en Silvia hebben ieder hun eigen opvatting over hetgeen gepasseerd is. De roman, die qua omvang eerder als een novelle te betitelen is, maakt een opgeblazen indruk.De toon is onderkoeld en dramatisch, zoals men zich in het zuiden vaker pleegt te uiten. Silvia maakt uit het stuurse gezicht van Giovanni op dat hij niet met haar wil trouwen. Giovanni weet zich niet gezien in de familie en voelt afstand tot Silvia. ‘Wij hadden altijd die plotselinge en heftige meningsverschillen, die nijdige tederheid, dat is het platteland dat af en toe in ons, stadsmensen nu, naar boven komt.’ 

Het grote vuur schetst de verschillen tussen dorp en stad, tussen hechte familieverbanden en lossere vriendschappen. Langzamerhand komt Giovanni bij de familie erachter hoe de zaak in elkaar steekt.

In Een nawoord schrijven de vertalers dat Pavese (1908-1950) een bijzondere verhouding had met secretaresse Bianca Garufi, die voor zijn uitgeverij Einaudi werkte. De tien jaar jongere vrouw met Siciliaans bloed was zijn eerste muze, die zelf ook schreef. In 1947 zag Fuoco granda, zoals het origineel heette, het levenslicht bij de uitgeverij. Pavese pleegde in 1950 zelfmoord in een hotelkamer in Turijn.

In het afsluitende essay Op zoek naar Pavese van de Chileen zegt Alejandro Zambra (1975) hierover het volgende:
Leven als ambacht is een register vol theorieën en plannen, smaadschriften en uitweidingen, maar tijdens het lezen prevaleert zonder twijfel de inventaris van doodsfantasieën, die bijna altijd extreem zijn en soms zelfs ongewoon, typerend voor een volwassen jongere die op het punt staat een jongvolwassene te worden.’
Zambra ondernam naar aanleiding van de honderdste geboortedag een pelgrimage naar het geboortedorp van Pavese, Santo Stefano Belbo in de regio Cuneo. Zambra zegt dat Pavese het dorp idealiseerde. Zelf brengt Zambra niet alleen een hommage aan Pavese. Zijn kritische opmerkingen over Pavese’s relatie met vrouwen weerspiegelen mijn oordeel over dit wat opgeblazen boekwerkje. 



zondag 29 juli 2012

Filmrecensie: Alexandra (2007), Alexander Sokurov



Baboesjka geeft haar ogen de kost in Tsjetsjenië

Een vitale Russische oma met de mooie naam Alexandra Nikolajevka (zie foto) gaat op bezoek bij haar kleinzoon Denis Kazakov die in een militair kamp in Tsjetsjenië gelegerd is. Ze reist per pansertrein met andere militairen. Ze maakt een rustige indruk, observeert, oordeelt, terwijl de trein richting het front gaat. De militairen maken het haar niet moeilijk. Ze zijn hulpvaardig voor zo’n baboesjka, ook als ze eenmaal per tank, leunend tegen de luikdeksel, midden inde nacht in het kamp aankomt. Ze krijgt een legertent toegewezen met een bed. Als ze in de ochtend wakker wordt, ziet ze dat haar kleinzoon Denis in de tent ligt te slapen. Ze bekijkt met enig misbaar zijn kleren, zijn epauletten, ruikt aan zijn sokken. ‘Waarom ben je zo vuil?’ vraagt ze, nadat Denis wakker is geworden, maar het weerzien is hartverwarmend. Denis vertelt haar over zijn opdracht. Hij is luitenant en moet er regelmatig met zijn soldaten op uit.

Denis leidt haar rond. Het is stikwarm, 39 graden Celsius. Ze kijkt hoe de soldaten de kalashnikovs schoonmaken. Ze mag zelfs een keer het geweer laden. Maar daarna moet hij weer op patrouille.

Oma dwaalt in de nacht door een mijnenveld en wordt opgevangen door de wachters Andrej en Sanj. Andrej probeert haar te hypnotiseren. Oma geeft hen pasteitjes, die ze had meegenomen. De soldaten hebben niet eens zin om naar huis te gaan. Ze vinden dat Russische vrouwen teveel tv kijken en teveel aan geld denken.

Oma wandelt rond in het kamp en geeft haar ogen de kost. Ze zegt tegen de commandant dat de manschappen zich vaker moeten wassen.
‘Waarom bent u ongerust?’ vraagt hij.
‘Het duurt de soldaten te lang.’
‘Maar Denis is beroepsmilitair.’
‘Jullie moeten het land opbouwen en niet vernietigen.’

Andrej krijgt van Denis de taak opgelegd om zijn oma eten te geven, maar voor hij kan handelen is ze de poort al uit naar de plaatselijke markt. Ze heeft de wachters beloofd koek en sigaretten mee te nemen. De jongen achter de marktkraam met koek wil haar niet te woord staan, maar een oudere vrouw, Malika, die sigaretten verkoopt, is mededeelzamer. Omdat oma moe is neemt ze naast haar plaats achter de tafel. Oma vertelt dat ze uit Stavropol komt, dat haar kleinzoon 27 jaar is, dat ze alleen is en dat ze hem miste.

‘Slaven zijn een ander ras,’ zegt Malika, maar ze neemt de vermoeide oma wel mee naar haar huis. Oma vertelt dat haar man die altijd brulde twee jaar geleden overleden is en dat ze nu haar vrijheid viert. Iljas, de kleinzoon van Malika, brengt oma via een kortere weg terug naar het kamp. Ze praten samen. Hij is de oorlog beu en wil naar Mekka en naar Sint Petersburg. Oma vertelt hem van een Japanse vrouw die aanraadde om God om verstand te vragen. Andrej is blij dat ze terug is en zorgt dat ze alsnog boekweit met vlees krijgt.

Bij terugkomst van Denis met een gewonde hand, omdat hij een ongehoorzame soldaat geslagen heeft, volgt een aanvaring.
‘Jullie zijn niet geliefd,’ zegt oma.
‘We zijn niet gevreesd,’ antwoordt Denis. Hij verwijt haar dat hij thuis door iedereen gecommandeerd werd, maar uiteindelijk vlecht hij haar haren net als vroeger. 

Opvallend in de film zijn de vele stemmen op de achtergrond die onafgebroken ruisen. Behalve die stemmen is er ook de kadans van de trein te horen en veel muziek, van weemoedige accordeonklanken tot heroïsche orkestmuziek. Maar vooral straalt de film rust uit. De rust van een vrouw die waarneemt en ziet dat het niet goed is.  

Hier de trailer.






zaterdag 28 juli 2012

Lucy Schmitz over de veranderingen in de jeugdzorg, Teylers museum, 24 juni 2012


Problemen komen zelden alleen

Lucy Schmitz is voorzitter van de raad van bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Hollland en wordt ondervraagd door Ziggy Klazes in de serie Mag het ergens over gaan?

De eerste vraag luidt hoe Lucy bij Bureau Jeugdzorg terechtkwam. Zij solliciteerde in 2008 omdat het werken in maatschappelijk belang haar trekt en de jeugdzorg vaak onder druk staat.

Ziggy Klazes noemt Bureau Jeugdzorg een complexe organisatie.
Lucy zegt dat het de toegangspoort is tot de speciale jeugdzorg als de eerste lijnszorg van onderwijs, huisarts etc. niet voldoet. Men kijkt naar het soort probleem en de ernst ervan en zorgt ervoor dat hulp geboden wordt. Men onderzoekt ook meldingen over kindermishandeling en biedt hulp bij de jeugdreclassering.

Ziggy snijdt het punt aan dat de jeugdzorg, die nu door de provincie wordt geregeld, in 2015 in handen komt van de gemeente.   
Lucy zegt dat gemeenten nadenken over samenwerking. In de vijf regio’s waarin Noord-Holland is opgedeeld, bijvoorbeeld. De regering geeft hen de vrije hand. De centra Jeugd en Gezin van Rouvoet gaan een coördinerende taak spelen.

Ziggy stelt dat veel organisaties zich met de onvolwassene bemoeien. Weet men nog waar men met een probleem naar toe kan?
Lucy pleit ervoor dat eenvoudige problemen snel opgelost worden. Complexe problemen dienen deskundig te worden onderzocht.

Ziggy vraagt of per gezin één aanspreekpunt komt.
Lucy ziet wel iets in een experiment daarmee.

Ziggy vraagt hoe men een verdubbeling van hulpvragen aankan met minder geld.
Volgens Lucy leidt een toename van de vraag niet tot navenant meer kosten. De grotere vraag heeft te maken met verbeterde diagnostiek en de vraag naar behandeling. Het is de vraag of dat laatste nodig is. Slechts vijf procent van de jongeren heeft ernstige problemen. De meldingen van kindermishandeling zijn toegenomen omdat dat minder wordt geaccepteerd en meer wordt gesignaleerd. Problemen komen zelden alleen. De economische crisis zorgt voor meer problemen door schulden en huisuitzettingen. Gemeenten kunnen straks een coördinerende rol spelen.

Ziggy probeert Lucy een uitspraak te ontlokken over het verschil tussen de oproep tot eigen verantwoordelijkheid en de grotere hulpbehoevendheid.
Niets doen kost later meer, zegt Lucy.

Ziggy stelt de kritiek op de jeugdzorg aan de orde.
Lucy vindt het opvallend dat er emotioneel wordt gereageerd als het om jeugdzorg gaat. Vooral de medewerkers hebben het er moeilijk mee. Sommige kritiek is echter persoonlijk.

Het gesprek gaat verder over de verhouding tussen vrijheid van handelen van de medewerkers of zekerheid door papieren controle in de vorm van registratie en rapportage. Dat laatste heeft zijn prijs, zegt Lucy. Zij vraagt zich af hoe de verantwoordelijke wethouder straks omgaat met de zorg. Lucy kan zich niet voorstellen dat er een vrije markt komt, want de overheid blijft verantwoordelijk. Bureau Jeugdzorg is wel bezig om prijskaartjes voor hun diensten te maken. Ze vindt de decentralisatie op zich goed, maar de bouwstenen ontbreken om een solide huis neer te zetten.

Hier meer over Bureau Jeugdzorg Noord-Holland  

vrijdag 27 juli 2012

Justice for sale (2011), documentaire van Ilse en Femke van Velzen


Strijdster voor gelijke berechtiging

Rechtspraak is een kwetsbaar instituut, gevoelig voor misbruik zoals klassejustitie. In Congo is het recht ondergeschikt aan het geld. Ilse en Femke van Velzen gaan uit van één geval, dat het functioneren van het recht in Congo duidelijk maakt.

Hoofdpersoon in Justice for sale is de mensenrechtenactiviste Claudine Tsongo (zie foto). Ze heeft en man en twee kleine kinderen en wilde altijd al advocate worden. De rechten van vrouwen gaan haar aan het hart. Ze wil een stem zijn voor de stemlozen. In dit geval is dat een man. Claudine onderzoekt een zaak die drie jaar eerder in Zuid Kivu, Oost Congo speelde en die op film werd vastgelegd. Af en toe wordt daar naar teruggeblikt.

De zaak gaat over de veroordeling van Masamba, een traditioneel genezer, die op 13 mei 2008 de vrouw van militair Mbala verkracht zou hebben. Hij werd voor tien jaar gevangen gezet. Claudine zoekt hem op en praat met hem. Masamba zegt dat hij onschuldig is. Hij is nooit van zijn verklaring is afgeweken, al zou hij daarmee strafvermindering krijgen.

Claudine bestudeert de rechtbankverslagen. Ze ontdekt dat de data niet kloppen. Volgens de politie zou Sifa Mbala de twaalfde mei verkracht zijn. Er zijn twee uitspraken gedaan in de zaak en die waren beide ongunstig. Op de elfde mei is ze in het ziekenhuis geweest, omdat ze ruzie had met haar man. Haar man verklaarde dat ze verkracht was, maar de dokter kon dat niet vaststellen, wel een vaginale infectie.

Claudine bezoekt het hoofdkwartier van het leger en hoort dat Mbala elders gelegerd is. Ze gaat daar naar toe. Mbala zegt dat hij zijn vrouw niet geslagen heeft. Claudine begint over zijn impotentie maar daar wil hij niets van weten, de macho. Hij zegt dat zijn vrouw in Kalima op vakantie is.

Claudine en Masamba zoeken in de papieren naar zijn verklaring. Masamba zegt dat hij geen eten krijgt, zijn kleren moet verkopen om aan voedsel te komen. Hij maakt een wanhopige indruk.

Claudine praat met Maria de vrouw van Masamba, die echter weinig loslaat. Als Claudine in het donker terugrijdt, krijgt ze een telefoontje van Maria, die zegt dat ze opnieuw getrouwd is maar gelooft in de onschuld van haar vroegere man.

Jean de Dieu, de advocaat van Masamba, denkt dat de rechtbank beïnvloed is. Jean werd bedreigd om geen verdere stappen te ondernemen. Zelfs uitspraken in de film kunnen hem schaden. De NGO's hebben wel aandacht voor slachtoffers maar niet voor daders. In de stad hangen grote posters waarop staat dat verkrachting streng bestraft wordt. Tijdens een vergadering van NGO’s en advocaten wordt gesproken over het vele seksueel geweld en de snelle, arbitraire veroordelingen. Een beschuldiging is vaak genoeg om iemand achter de tralies te krijgen.

Jean Jacques, de advocaat van Sifa zegt dat de rechters onafhankelijk zijn maar dat het wel mensenwerk is.

Claudine vliegt naar Kindu en vervolgens reist ze nog een dag of drie, vier naar Sifa. Die wil niet ingaan op de feiten. Op de terugweg in de auto zegt Claudine dat Sifa erg onzeker was en zeker niet getraumatiseerd overkwam. Voor Masamba is echter weinig hoop. Na twee uitspraken kan de zaak niet heropend. Ze kan alleen nog proberen om gratie te krijgen. Zij haalt haar kinderen op en zegt dat ze doorgaat te vechten voor gelijke berechtiging.

In de aftiteling lezen we dat de Congolese minister van Justitie bereid is de zaak te heroverwegen in een speciale procedure bij het Hoge militaire Gerechtshof in Kinshaha. Hoe het verder gaat is te lezen op www.justiceforsale.nl.

Justice for sale is na Fighting the silence en Weapon of war de derde documentaire die Ilse and Femke van Velzen over Congo maakten.

Hier de trailer.

donderdag 26 juli 2012

Recensie: Alles stroomt (2011), Herakleitos


Vader van de dialectiek

Ik weet nog hoe ik ooit als jongvolwassene een brief schreef aan een vriendin - want dat deed je in de jaren zeventig nog - waarin ik haar mijn visie op tegenstellingen uitlegde. Het was me opeens duidelijk geworden dat alles met elkaar samenhing, dat het een het ander opriep. Dat zwart niet zwart zou zijn als er geen wit was, schreef ik geloof ik, de nacht niet zonder de dag kan, liefde niet zou bestaan zonder haat, vrede niet zonder oorlog. Het was een openbaring om daar opeens achter te komen, me dat te realiseren.

Een van de eerste mensen op aarde die de leer van de eenheid van tegenstellingen uitdroeg was Herakleitos. Gezondheid en ziekte, verzadiging en honger, rust en vermoeidheid. Het hele leven kan in tegenstellingen ontleed worden die elkaar vervolgens op een hoger, noem het goddelijk, niveau opheffen. Herakleitos wordt wel de vader van de dialectiek genoemd. Helaas is er niets van zijn ideeën blijven bestaan. We moeten het doen met overleveringen en die zijn er genoeg. Latere Griekse filosofen namen vaak uitspraken van hem over, al is het niet altijd duidelijk of het inderdaad uitspraken van Herakleitos zelf zijn geweest.

De veelzijdige literator Paul Claes heeft een groot aantal uitspraken gebundeld. Behalve zijn vertaling uit het Grieks beschrijft hij door wie de uitspraak bekend is geworden, hij geeft zijn commentaar en toont hoe de uitspraak nagewerkt heeft. De dichtbundel De aap in Efese van Hugo Claus wordt daarbij vaak genoemd. Vaak gebruikte men een uitspraak van Herakleitos als motto. Mulisch ontleende er het motto aan van De compositie van de wereld. Nietzsche bootste zijn aforistiche redeneertrant na. 

Claes noemt zijn graafwerk filosofische archeologie. De paradoxen van Herakleitos doen denken aan Lao-tse. ‘De duistere formulering is een bron van verwarring en onzekerheid, maar ook van verwondering en verlichting.’

De uitspraak Alles stroomt - de titel van de bundel - is wel de meest bekende uitspraak. Panta rei wordt vaak nogal oppervlakkig gebruikt in de zin dat alles verandert, dat alles voorbij gaat zoals het water in een rivier, maar zo gemakkelijk denkt Herakleitos niet. Alles gebeurt op grond van tegenstelling, luidt de tweede stelling. ‘Deze uitspraak is een correctie van de stelling dat alles vloeit.’

Taal, zegt Claes, vormt een groter probleem dan de werkelijkheid. Treffend is zijn voorbeeld  over het schip van Theseus, dat langzaamaan geheel wordt gerenoveerd. ‘De vraag is nu of dat totaal veranderde schip nog wel het schip an Theseus genoemd kan worden. Wie deze paradox probeert op te lossen, botst op de ontoereikendheid van begrippen als wel en niet, gelijk en ongelijk, hetzelfde en het andere.’ Dat is precies het manco van veel discussies, die gevoerd worden, ook op televisie, ook door de politiek. Wij in het westen kunnen alleen denken in tegenstellingen en daarmee vinden we elkaar nooit.    

Claes gaat verder. ‘Verschillende talen verkavelen de werkelijkheid ieder op een andere wijze en tonen de relativiteit van elke poging tot beschrijving aan. De evolutie van de cultuur en de wetenschap wijzigt onze begrippen en zo ook de correspondentie tussen wereld en woord. Het logische principe van non-contradictie laat geen ruimte voor de beweeglijkheid van beide. Zoals onze waarnemingen worden bepaald door een zich wijzigende werkelijkheid, worden onze waarheden altijd mee bepaald door wisselende betekenissen van woorden.’

Alles stroomt is geen boek om achter elkaar door te lezen, maar vraagt een gedoseerde inname, hoewel die soms zo verslavend is dat men na het ene fragment naar het andere wil. Een verdienste van Paul Claes.

Hier nog een duidelijke uitleg over drie manieren van denken: discursief, intuïtief en meditatief. 

woensdag 25 juli 2012

Robbert Dijkgraaf over de oerknal, Koepelkerk Amsterdam, 17 mei 2012


Neem plaats in een superreuzenrad

Als scheidend professor van de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen geeft de sympathieke Robbert Dijkgraaf (zie foto) op uitnodiging van DWDD University een hoorcollege over de oerknal in de Koepelkerk in Amsterdam. Hij zou dat in viereneenhalf uur kunnen doen, zegt hij, maar ook, verluchtigd door grappige fragmenten, zoals van Theo Maassen en Monty Python, in vijfenveertig minuten.

Hij begint met de Middeleeuwen toen de mens centraal stond en de aarde het middelpunt vormde. Copernicus ontdekte dat de aarde om de zon draaide. Newton zag de kosmos als een uurwerk waarin iedereen zijn eigen baantjes draait.

Om een voorstelling te geven van de verhoudingen stelt Dijkgraaf de zon voor als een grapefruit en de aarde als een peperkorrel op tien meter afstand. Jupiter is een blauwe bes op vijftig meter. De dichtstbijzijnde ster, een druif, bevindt zich ter hoogte van Moskou. De maan is een zoutkorrel vlak bij de aarde, dus die ruimtereizen stellen helemaal niets voor.

We maken als met een superreuzenrad een virtuele reis waarbij we uitzoomen vanuit de aarde. We komen de Orionnevel tegen, de paardenkopnevel, de Rosettenevel en de krabnevel die bestaat uit een gestorven ster. Daarna krijgen we zicht op het melkwegstelsel, bestaande uit 100 miljard sterren. Dijkgraaf heeft een emmertje zand meegenomen, dat een miljard zandkorrels bevat. Eén zandkorrel is de aarde. De zon doet er tweehonderd miljoen jaar over om een ronde te maken rond het stelsel. De vlekjes zijn andere sterrenstelsels zoals de Andromedanevel, die langzaam op ons af komt, maar door de grote afstand tussen de planeten weinig schade zal aanrichten. Daarachter liggen andere melkwegstelsels in strengen bij elkaar.

De kosmos is 13, 7 miljoen jaar oud. Te vergelijken met een encyclopedie die uit veertien banden bestaat van ieder duizend bladzijden. De laatste drie delen gaan over de aarde. Het laatste deel over alles wat pootjes heeft, de laatste drie bladzijden over de oermens, de laatste paragraaf over de prehistorische mens. Wij vormen de laatste punt, die eigenlijk een komma moet zijn omdat het leven verder gaat.

Einstein ontdekte, door na te denken over de samenhang tussen tijd en ruimte, wat er op de eerste bladzijde stond. Hij zag de tijd als in een filmrol in blik voorbijgaan. Ruimtetijd is één materiaal. Dijkgraaf laat dat zien aan de hand van een minitrampoline. Pingpongbal aarde zou daarop recht naar beneden vallen, maar door de invloed van de zware zon (een bowlingbal) blijft de aarde rond de zon draaien. Tijdens de zonsverduistering in 1919 kon men vaststellen dat de zon inderdaad het licht afbuigt. Hendrik Lorenz feliciteerde Einstein, die echter niet de stap maakte naar het uitdijende heelal.

Hubble zag met een telescoop via het Dopplereffect - tonen worden lager worden als de afstand toeneemt en hoger als ze dichterbij komen - dat sterren die verderweg stonden roder werden. Alleen de ruimte tussen de stelsels wordt overigens groter en dat gaat sluipend. In 1960 meetten radioingenieurs het ruissignaal van de oerknal. We zitten in het eerste deel van de veertiendelige encyclopedie. Op de eerste helft van de eerste pagina, 380 duizend jaar na de oerknal. Het eerste licht ontsnapt. Er ontstaan explosies en turbulenties. Het wordt koud in het heelal. Moderne satellieten kijken in het verleden en zien een babyfoto met pixels en zowaar de initialen van Stephen Hawking daarin.

De rest van de encyclopedie is ook interessant om onze eigen oorsprong te traceren. De atomen waaruit wij gemaakt zijn, komen voort uit explosies van supernova. De laatste in het melkwegstelsel was in 1604. We wachten op een nieuwe. Wij zijn gemaakt uit sterrenstof.

Kosmologen kennen het heelal voor 96 procent niet. Er zijn twee verrassingen. Het melkwegstelsel wordt omringd door donkere materie, die cruciaal is om het heelal te begrijpen, want die vormt de structuur. Daarnaast vermindert de zwaartekracht niet naarmate het heelal uitdijt. Er moet een kracht zijn die de uitdijing voortstuwt.

Wat was er voor de oerknal? De snaartheorie zegt dat wij in een glazen sneeuwbal zitten die deel is geweest van een ander, geëxplodeerd universum. We zitten gevangen in ons heelal, zoals de man in een zeilboot die opeens tegen een blauwe muur botst, waar hij niet doorheen kan. Dijkgraaf die naar Princeton vertrekt, zegt dat we enerzijds nietig zijn, maar dat we anderzijds dit hele verhaal wel opgetekend hebben.    

Op internet kon gereageerd worden. Hier meer info over het college, hier de uitzending op YouTube.

aangepast op 10 november 2012 om 10:30 uur




dinsdag 24 juli 2012

Recensie: De dochter van Montaigne (2010), Jenny Diski


Uitgesponnen verhaal over een vrouw die zich graag meet met Montaigne.

Diski staat bekend als iemand met een eigenzinnige visie op het leven, de medemens en zichzelf. Ze ziet de betrekkelijkheid van het leven in, kent zelfspot en weet die met smaak op te dienen. De dochter van Montaigne gaat echter niet over haarzelf, maar over de zestiende-eeuwse Marie de Gournay, die in de ban was van literatuur en vooral van Michel de Montaigne. Deze gecompliceerde, eigenzinnigheid madame zal Diski ongetwijfeld hebben aangesproken. In Over reizen, rust en rendieren las ze al De Essays.

Ergens in dit boek zegt de verteller het volgende over Marie: ‘In het verleden waren er tijdens haar jeugdige ruzies met haar moeder momenten geweest waarop Marie zich had afgevraagd waarom ze het niet opgaf en het leven leidde dat van haar werd verwacht; waarom trouwde ze niet, werd ze geen non of wat dan ook gedurende de tijd die ze op aarde had? Af en toe flitste het heel even door haar heen, ongevraagd en ongewenst, dat een individueel leven in de eeuwigheid niet meer was dan een ademtocht: dat haar individuele leven niet belangrijker was dan dat van anderen en dat geen enkel leven belangrijk was in de zee van tijd van het grijze verleden tot de verre toekomst, in de mars van geboorte en dood, van geslacht tot geslacht.’

Deze relativering zal bij Marie de Gournay uit Picardië, die zichzelf leerde lezen, niet meer dan een flits geweest zijn. Ze toonde zich onverzettelijk als het erom ging zichzelf naar voren als literator te duwen.

Het boek begint in 1645 met haar dood. Ze wordt bijgestaan door haar bediende
Nicole Jamyn. Vervolgens schakelen we terug naar 1592. We staan aan het sterfbed van de 59 jarige Michel de Montaigne, die in 1588 de eerste twee boeken van De Essays publiceerde en daar later nog een persoonlijker Boek III aan toevoegde. Dan snellen we weer drie jaar vooruit naar 1595. Marie is dertig jaar oud en bevindt zich in de toren in de buurt van Bordeaux waarin Montaigne De essays schreef en bewerkte. Met het heen en weer schieten in de tijd krijgen we wat brokstukken van het verhaal toegeworpen, maar gelukkig is de compositie niet.

Gelukkig ontwikkelt het verhaal zich vervolgens meer chronologisch. Marie leert zich zelf lezen in de bibliotheek die haar overleden vader heeft nagelaten en wil meer geestelijk voer. Haar moeder, die weinig geld heeft, wil dat haar oudste dochter in een klooster gaat of aan een man komt, maar later, als Marie door toedoen van haar oom, een toneelschrijver in Parijs, De Essays heeft gelezen en Montaigne heeft ontmoet, geeft ze toe aan de gril van haar dochter. Marie verzorgt de verzwakte Montaigne bij haar thuis en werkt met hem samen. Hij noemt haar in Over de eigenwaan (zoals dit essay in de vertaling van Hans van Pinxteren heet). Ze schrijft hem, als hij weer in de Dordogne is, brieven die hij niet beantwoordt. Hij reageert evenmin als haar boek Le proumenoir de Mr. de Montaigne dat zij naar hem toestuurt. Wel gebruikt hij haar om de nieuwe geannoteerde versie van De Essays door haar te laten uitgeven. Zij verandert in de tekst ‘een meisje’ in ‘een meisje uit Picardië’ en plaatst nog een correctie in haar voordeel. Om haar wijziging te maskeren peutert ze een bladzijde los uit het originele manuscript als ze in 1595 in de toren is. De weduwe, die haar heeft uitgenodigd, is niet tevreden met het voorwoord dat Marie geschreven heeft, hetgeen een crisis bij aar teweegbrengt.
   
In het laatste deel gaat het om de verhouding tussen Marie en de dienstmeid waarmee het boek opent. Diski schakelt tussen het sterfbed en de lange tijd dat de vrouwen elkaar gezelschap hielden waarin allerlei ondernemingen mislukten. Ze hadden op een betere manier ongelukkig kunnen zijn, zegt de verteller ergens. Nicole doet het aan het begin van de relatie voorkomen alsof ze niet kan lezen. Die fout kan ze nooit meer herstellen en ze heeft daar wroeging over. Marie wordt steeds meer de risée van het Parijse culturele leven. Men houdt haar voor de gek. Nicole zoekt haar intimiteit maar Marie beantwoordt die alleen indirect. ‘Ze waren voor elkaar een gewoonte geworden.’ Nicole Jamyn is nors, zwijgend, onvermurwbaar en vol haat en de weinig knappe Marie is niet veel anders.

Het is een uitgesponnen, langdradig verhaal geworden, waaraan Diski zich heeft vertild. Ze schrijft in Opmerkingen van de auteur dat ze rond de historische Marie een verhaal verzonnen heeft. Dat is veel massiever geworden dan we van Diski gewend zijn. Ze herhaalt zichzelf vaak, beweegt zich op de vierkante centimeter, als het om de gemoedsstemmingen gaat van Montaigne en Marie maar ook van Marie en Nicole. De compositie is daarbij, zoals gezegd, rommelig. Het is te hopen dat we de volgende keer weer van haarzelf horen. De verhalen over haar eigen relatie met haar moeder en de wereld gaan haar beter af.

p.s. Ik las ergens dat de omslag een vrouw weergeeft die heel wat mooier is dan Marie. U zijt gewaarschuwd. 

maandag 23 juli 2012

Henny Vrienten, VPRO-Zomergasten, 22 juli 2012


Niets leuker dan een spelend leven

Henny Vrienten is componist en muzikant. Hij was, vijfentwintig jaar geleden alweer, het boegbeeld van de band Doe Maar. Daarna trok hij zich als een monnik terug in de studio om filmmuziek te maken. Het is verheugend te horen dat de band weer gaat optreden. Na enkele try-outs komt er een concert in de Gelredome, een Symphonica in Rosso, al gaat Vrienten niet in het rood. Repetities zijn nodig om zang en muziek op elkaar af te stemmen, al staan er geen nieuwe titels op het programma. Er komt wel een nieuw lied waarbij men op twitter kan bijdragen.

Vrienten opent het vijfentwintigste seizoen van Zomergasten met een fragment van zijn uitgekozen film The quest of fire ofwel La guerre du feu, een roadmovie avant le lettre. Zijn zoon wilde de film graag nog eens zien. Het verhaal gaat over oermensen die het vuur verliezen en er weer naar op zoek gaan. Jan Leyers noemt hen Neanderthalers, maar volgens Vrienten was het een stam die ik op internet niet kon vinden. Wellicht speelde het geheugen hem parten, zoals hij verschillende keren tijdens de uitzending opmerkt. De muziek van Phillipe Sarde stelt hem teleur. Bijna soft porno, zegt Leyers. Volgens Vrienten, met al zijn ervaring op dat gebied, zijn Europese films minder bombastisch en willen ze meer dan Amerikaanse films een verhaal vertellen.

Leyers gaat terug naar de oertijd van Vrienten (1948) in Hilvarenbeek, waar hij tot zijn achtste woonde voordat zijn ouders naar Tilburg verhuisden. Hij herinnert zich een oom die in Nederlands-Indië gevochten had en die hem zijn officierspet gaf, waarmee Henny door het dorp paradeerde, tot hij werd aangesproken door een voddenboer die zijn pet ruilde voor een fluitje van een cent dat niet eens werkte. Hij zag in het patronaat de film Feuerwerk (1954) van Kurt Hoffmann, waarin Romy Schneider als kind op het saaie platteland droomt van het circus dat langskomt. Vrienten vindt de muziek Mickey Mouserig en vergelijkt het met rozen die nog eens rood geverfd worden. Over het circus: ‘Hoe zuidelijker hoe valser de fanfare.’
Zijn pa, een stille negentiende eeuwer in een overall en met een zwaar shaggie tussen de lippen, was timmerman, meer gericht op kwaliteit dan op gewin en daarom ook niet geschikt om als zelfstandige te werken. Van Doe Maar begreep hij niet veel, anders dan zijn moeder die een gitaar met hem kocht. Henny erfde van zijn vader zijn ambachtelijkheid.  

Een fotograaf filmt Amsterdam (1982) van Ed van der Elsken voert terug naar begin jaren tachtig toen Vrienten in Amsterdam kwam wonen omdat zijn vriendin niet naar Tilburg wilde. Hij was inmiddels al een bekende Nederlander, knipte zijn blonde lokken weg en zette op straat een brilletje op. Hij vond dat de stad er verlopen uitzag. ‘Je ziet nooit waar je bent maar alleen waar je was,’ zegt hij nu. Het idee van een popster vindt hij licht ridicuul. Vooral in de grote zalen ervaarde hij minder voldoening dan in kleinere waarin hij meer contact had met het publiek. In die tijd hadden ze weinig begeleiding. Niemand wist hoe je zo’n bandje uit de wind hield. Dat brak hen, oude hippies zonder dubbele agenda, op. Toch heeft hij er nu weer zin in.

In Under western stars (1938) van Joseph Kane speelt Roy Rogers een jodelende cowboy. Vrienten legt uit dat het emigranten waren uit Oostenrijk. Hij was meteen weg van Roy’s gitaar. Een frater vroeg de jongens aan het eind van de lagere school wat ze worden wilden. Missionaris, zei Henny, met een gitaar, die toch heel anders klonk dan een banjo. Vanaf dag één was hij in de ban van de klank. Hij wilde niet naspelen, maar zocht eigen wijsjes, de jonge componist in de dop.

In Hail! Hail! Rock ‘n Roll (1981) van Taylor Hackford behandelt Chuck Berry Keith Richards op een onaanvaardbare manier. Richards blijft laconiek. Als hij dit overleeft heeft hij veel gewonnen. Vrienten zelf is geen ruziemaker. Hij loopt weg als er onenigheid is en hoopt dat de zaak dan afkoelt.

In een documentaire van Atlantis uit 1988 portretteert Erik Lieshout trompettist Chet Baker in De Kroeg in Amsterdam. Vrienten werd geboren na de jazztijd, maar leerde het waarderen. Baker is een prachtige muzikant door zijn onnadrukkelijke toon. In het laatste interview op oudjaarsavond 1987, voor hij in mei 1988 uit het raam viel van zijn hotelkamer aan de Prinsengracht, zegt Baker dat Holland een land is waarin het hele jaar door gefeest wordt. Vrienten ziet hoezeer Baker gebeukt is door de tijd. Hij denkt dat Baker minder goede heroïne kreeg dan Keith Richards. Zelf hield Vrienten zijn grenzen in acht. Hij vindt het een vraag waarom Baker of Herman Brood zich zo lieten gaan. Zonder tanden kon Baker minder goed blazen, maar zelfs dan is het prachtig wat hij doet.

Die grosse Stille (2005) van Philip Gröning geeft een beeld van een kloosterorde, die de regels sinds de middeleeuwen niet veranderd heeft. Gröning begeeft zich met zijn camera tussen de monniken die eens in de maand op zondag met elkaar mogen praten maar verder stil zijn. Ook de camera verstilt met trage beelden. Vrienten zegt dat hij in zijn jeugd ook weinig afleiding had. Zijn concentratie heeft hij daaraan te danken. Hijzelf zou het niet redden in zo’n klooster. Hij gelooft alleen in een hiervoormaals, als zat hij als seminarist wel vier keer daags in de kapel. Hij noemt zichzelf een culturele katholiek die kan genieten van Gregoriaans en kathedralen.

Zijn liefde voor de poëzie dateert uit de tijd van het seminarie. Daarbij is hij, anders dan bij romans die vaak veel tijd kosten, de ultieme luisteraar. Hij houdt van de sensatie van het uitgestelde begrip. Hoewel dat volgens Leyers naar coitus interruptus zweemt, raakt het volgens Vrienten aan het raadsel van de schoonheid, zoals tot uitdrukking komt in het gedicht The tyger van William Blake, voorgedragen door een soort Engelse kostschooljongen. Volgens Leyers is het niet van deze tijd om iets niet te begrijpen, maar Vrienten haalt Josef Steiner aan die vond dat men uit zijn hoofd moet leren omdat men dan wat bezit als men opgepakt wordt.  
Leyers begint over de bundel Zwaan kleef aan (2009) die Vrienten samenstelde door associatief van het ene gedicht naar het andere te gaan.

Vrienten is, met het tijdsverschil rekening houdend, de buurman van Rembrandt van Rijn. Haanstra maakte in 1957 een portrettenreeks waarbij de schilder steeds ouder wordt. De muziek eronder is van Vrienten himself. Hij schrikt soms wel eens van zichzelf als hij aan het werk is en langs een spiegel loopt. Op de vraag van Leyers of hij zich jonger acht, antwoordt hij ontkennend. Wel moeten er voor het komende concert nog wat kilo’s af. Hij bewondert Paul McCartney die zonder slijtage op het podium staat. Die maakt meer indruk op hem dan Mick Jagger , maar hij was altijd al meer een Beatles-fan.

Geraakt werd Vrienten door de opening van C’era uno volta il West, zoals Sergio Leone’s Once upon a time in the West (1968) in het Italiaans heet. De muziek van Ennio Morricone is fascinerend. Vrienten ziet overeenkomsten tussen het zwiepen van de windmolen en de klanken die Frank (Henry Fonda) uit zijn mondharmonica haalt. Ook natuurgeluiden ofwel etnisch gezang van Inuit-vrouwen of Baka pygmeeën weet hij te waarderen. In de film Stravinsky & Coco Chanel (2009) van Jan Kounen viel hem op dat Stravinksy zijn woede over het gedrag van zijn minnares op de piano uitte en dat zijn vrouw een etage lager de partituur schreef. Zo ging dat dus, dacht Vrienten, die als popmuzikant alles moet horen.

Leyers probeert hem een uitspraak te ontlokken over jaloezie. Vrienten heeft daarover een simpele gedachte: als zijn vrouw met een ander gaat, houdt ze niet meer van hem. Leyers brengt daar tegenin dat een vrouw een man ook kan proberen op te schudden. Vrienten zou dat flauw vinden. Je trok wel de stekker uit Doe maar, zegt Leyers. Vrienten deed dat samen met Ernst Jansz. Hij wil niet te lang blijven hangen in een succesformule, maar nieuwe uitdagingen aangaan.

Hij toont een filmpje van de Limburger Pjeroo Roobjee, voorzitter van De club der onsterfelijken die eens per jaar in Vlaanderen dineert. Roobjee houdt altijd een prachtige openingstoespraak in een archaísche taal. In een fragment van het programma Ziggurat uit 1995 zien we hem in zijn werkkamer vol boeken. Vrienten houdt van boekenkasten. Hij is ook een liefhebber van het werk van T.S. Eliot, voor hem de grootste dichter van de twintigste eeuw omdat hij in zijn werk steeds iets anders leest. Eliot verwoordt de stem van zijn tijd, de verwarring in de jaren twintig. In een fragment van de BBC leest hij The four quartets. Het mooiste vers over de liefde is van Auden, die schrijft: If equal affection cannot be, let the more loving one be me, ook al ging dat over de sterren.

Het laatste fragment is van Tom America, die De mus van Jan Hanlo op muziek heeft gezet en declameert. Vrienten is gewoonlijk niet zo weg van een dwarsverband tussen muziek en poëzie, maar in dit geval levert het iets op, dat van een zorgvuldige losheid is, zoals hij dat noemt. Voor Vrienten bestaat er geen leven buiten de kunst. Er is niets leukers dan een spelend leven.

‘Is dit alles?’ vraagt Leyers, naar een liedtekst van Doe Maar. Vrienten vindt het een vreselijk woord maar is gelukkig. De heren bedanken elkaar. Eindelijk weer eens een aardige presentator, die goed kan luisteren en af en toe een kwinkslag maakt. Dat belooft iets goeds voor de volgende vier uitzendingen, te beginnen met Micha Wertheim.

Hier meer over Symphonica in Rosso en het nieuwe Doe Maar lied, hier het tweede scherm van Zomergasten.

Het Filosofisch Kwintet (5, slot) over het onderwijs


Clairy Polak vraagt de gasten naar hun ervaring met het onderwijs. Financieel geograaf Ewald Engelen begon met onderzoek maar kreeg een onderwijstaak, voelde zich in het diepe gegooid maar kwam boven en voelde zich er goed bij. Datzelfde gold voor de Vlaamse filosofe Ingrid Robeyns, al deed die wel een didactische opleiding. Sociaal geografe Cordula Rooijendijk (zie foto) staat voor de klas. Later in de uitzending zegt ze hoe vreemd buitenstaanders daarop reageren terwijl het toch een zeer belangrijke taak is om leergierige kinderen een basis mee te geven waarmee ze het vervolgonderwijs kunnen instappen.

De vraagstelling luidt of de moderne verzorgingsstaat wel behoefte heeft aan verheffing in het onderwijs. Een moeilijke vraagstelling, want de verzorgingsstaat, zoals we in voorgaande afleveringen gezien hebben, is geen neutraal begrip. Misschien wilde men provoceren met een recept uit de keuken van de neoliberale ideologie: iedereen is vrij en kan doen wat hij of zij wil.

Ad Verbrugge schetst de samenhang tussen verzorgingsstaat en onderwijs. Een kolfje naar zijn hand, want zijn vereniging pleit voor beter onderwijs. Hij wijst op laaggeletterdheid in de onderste regionen van het VMBO.  

Is verheffing nodig? vraagt de altijd wat schalkse Polak.
Engelen vindt het een typisch Nederlands begrip, Robeyns legt een verband met kansengelijkheid die er op jonge leeftijd of voor het vervolg van het speciaal onderwijs niet is, Cordula, die ik bij haar voornaam noem omdat die korter dan haar achternaam, vindt dat leerkrachten er veel taken bij hebben gekregen, zodat de schooldag te kort is om de basisvaardigheden goed aan te leren.

Verbrugge ziet in de ontwikkeling van het begrip verheffing een verschuiving van de sociaal-democratische burgerideaal, uitgedragen door Theo Thijssen, naar een kritisch individu in de jaren zestig. Engelen spreekt van een culturele naast een economische component. De Cito-toets drukt de school in een houdgreep, terwijl de samenleving om culturele bemoeienis vraagt. Verbrugge stelt dat de cultuuroverdracht samen met basisvaardigheden eerder langs verzuilde lijnen werd doorgegeven, maar dat de taak later door de staat werd overgenomen.

Engelen zegt dat de verzorgingsstaat gedomineerd werd door de sociale zekerheid en dat recentelijk pas het onderwijs erbij werd getrokken. De kenniseconomische doelstelling staat centraal. Economisering krijgt meer gewicht dan individualisering. Beheersing is sterker dan bevrijding, zegt Robeyns die Chomsky met zijn kritiek op de neo-liberale ideologie in dit verband noemt. Engelen zegt dat de economisering slecht is toegesneden op de maatschappij van morgen. Individuen krijgen te weinig ruimte om hun eigen vaardigheden te ontwikkelen.

De discussie gaat erover hoeveel verplichte stof men een individu moet aanbieden. Burgerschap is belangrijk, maar Engelen is ertegen dat VMBO-ers nog twee jaar MBO door de strot geduwd krijgen. Cordula vindt dat de lesdag verlengd moet worden. Robeyns ziet daar wel wat in om moeders de kans te geven langer door te werken. Engelen vindt het leerlingvolgsysteem belangrijk als diagnostisch instrument, maar wijst op het gevaar om het als selectie-instrument te gebruiken.

Polak vraagt of de staat zit te wachten op kritische burgers. Verbrugge denkt dat er verwarring heerst over de koers van het onderwijs. Er is geen eenduidige visie. Kan dat nog wel? vraagt Polak. Cordula vindt het noodzakelijk dat kinderen met elkaar om kunnen gaan. Engelen noemt de reproductiefunctie van het onderwijs. De staat moet waken sociaal-culturele verschillen in de vorm van zelfstandige gymnasia bijvoorbeeld.  

Interessant is de vraag die Cordula opwerpt waarom het onderwijs opvoeding er eigenlijk bij krijgt als taak. Engelen stelt dat de omgangsvormen van de middenklasse aan importantie hebben ingeboet. Verbrugge noemt daarnaast het morele appèl vanuit de zuilen dat verdwenen is. Het paternalisme is omvergeworpen maar wel van belang voor de socialisering. Robeyns stelt zich voor dat er adviesbureaus voor ouders komen, zolang een opvoedbewijs nog niet bestaat.

Engelen noemt het Nederlandse onderwijs de dood in de pot en kijkt liever naar Finland waar de competentie veel hoger ligt bij leerkrachten en leerlingen. De leerplichtige leeftijd moet daartoe omlaag, de scholen moeten langer open zijn en een breder aanbod bieden, de selectie moet later plaatsvinden en er moeten eisen gesteld worden aan studenten. Verbrugge bepleit een terugkeer van de ambachtsschool. Polak sluit af. Ze zegt nog even gauw dat we de erfenis aan het verkwanselen zijn, hoewel dat volgens mij niet de essentie van het gesprek was. Ze roept kijkers op ideeën in te zenden voor het onderwerp van het volgend jaar.   

Hier een pleidooi van Ad Verbrugge voor beter onderwijs op YouTube, hier de discussie over het programma op Facebook.

zondag 22 juli 2012

Filmrecensie: A Clockwork Orange (1971), Stanley Kubrick


Groteske klassieker.

Het is alweer veertig jaar geleden dat Stanley Kubrick ophef veroorzaakte met A Clockwork Orange, een film naar het gelijknamige boek van Anthony Burgess uit 1962, waarin veel sadistisch geweld en seks voorkomt. Gezien de futuristische aankleding van de huizen in de film en de gekleurde pruiken, speelt de film wellicht in onze jaren, in de toen nog moeilijk voorstelbare eenentwintigste eeuw. Inmiddels heeft de maatschappij zich in razende vaart ontwikkeld en kunnen we de vraag beantwoorden of het schrikbeeld nog steeds bedreigt. Nee, luidt het antwoord. A Clockwork Orange is daarmee een flauw verhaal, weinig meer dan een ontwikkelingspsychologisch portret metgewelddadige bellen en overdadige erotische toeters die, anders dan in de tijdsperiode waarin in de Barend Servetshows regelmatig striptease-danseressen optraden, weinig om het lijf hebben.

Hoofdpersoon Alex, een dandyachtige jongeman met een zwarte hoed, een glas melk en lange wimpers aan één oog (zie foto) kijkt aan het begin brutaal de camera in.. Hij jaagt samen met drie kornuiten Engelse burgers de stuipen op het lijf te jagen. Daarbij wordt grof geweld gebruikt, wellicht onder invloed ven een toevoeging in de melk die ze drinken in de Korova-bar, die gedecoreerd is met beelden van wulpse naakte vrouwen die melk uit hun tepels laten stromen. Het geweld van het viertal is puur sadistisch. Ze slaan een dronken zwerver verrot die zich boos maakt over het gebrek aan orde en gezag in de maatschappij en verschaffen zich onder vals voorwendsel toegang tot een huis van een schrijver. Ze takelen hem toe, verkrachten diens vrouw en richten een ravage aan. Later in de film blijkt dat de vrouw aan haar verwondingen is overleden en dat de schrijver, Frank, invalide geworden is en zich laat bijstaan door een bodyguard.

Alex, die wel wat op Mick Jagger lijkt, komt tenslotte terecht in een gevangenis onder de naam Alexander de Large. Hij bestudeert schijnbaar godvruchtig de bijbel en polst een gevangenispredikant voor een experimentele behandeling, die hem van zijn sadisme moet afhelpen. Uiteindelijk pikt de minister van binnenlandse zaken hem, tijdsns  bezoek aan de gevangenis, na een brutale opmerking uit de groep om hem in een kliniek de zogenaamde Ludovico-behandeling te laten ondergaan. Die maakt hem misselijk bij het zien van seks en geweld. Een verleidelijke blonde vrouw in een slipje toont tijdens een demonstratie an de resultaten van de behandeling heupwiegend aan dat Alex zijn handen kan thuishouden.

Middels een voice-over geeft Alex weer hoe hij hem in verschillende perioden verging. Hij is soms grappig op het kwajongensachtige af, maar vaker gedraagt hij zich als een losgeslagen pitbullterriër. De film is provocerend met het vele zinloze geweld dat op de kijker wordt losgelaten. Het gaat om het tarten van het gezag, het lak hebben aan de morele orde, gesymboliseerd in de figuur van een sadistische gevangenisbewaker die er van smult om Alex klein te houden en door het stof te zien gaan. De kleinburgerlijkheid van de jaren vijftig zien we terug in het truttige Engelse gezin waarin Alex als enig en verwend kind opgroeit.

De film sleept zich voort op basis van voorspelbare en weinig originele associaties. Het taalgebruik met gluurballen voor ogen en visiën voor kijken is flauw. Kubrick is geen Paulo Pasolini, die de wreedheid van de mens schildert, noch een absurdist als Monty Python. A Clock Work Orange een slap aftreksel van verschillende stijlen: doelloos, grotesk en niet de term klassieker waardig.

Hier de trailer.

zaterdag 21 juli 2012

Rutger Kopland: de taal van het verlangen (2006), documentaire van Piet Hein van der Hoek en Lejo Siepe


Dichter naar de werkelijkheid

De documentaire begint in de studeerkamer in de achtertuin, waarin vroeger drie honderd kippen zaten. Door het raam keek je uit op de weilanden. De wijdsheid inspireerde Kopland, die helder uit zijn ogen kijkt, tot het schrijven van gedichten.

Rutger Hendrik van den Hoofdakker werd geboren in 1934 in Goor. Hij groeide op in een calvinistisch milieu. Zijn moeder was een baasje, zegt hij. Ze mocht zelf niet studeren, dus haar kinderen moesten het ver brengen. Ze stond erop dat ze baden voor het naar bed gaan. Depressieve mensen voelen zich door God verlaten, zegt Kopland. Zijn vader was een vooraanstaand verzetsman geweest, zonder dat de kinderen daarvan wisten. Hij werd met een zwaar geweten opgezadeld en spreekt zich op een podium uit tegen het uitzettingsbeleid van de regering. Als 16-jarige ging hij geneeskunde studeren, al wist hij niet waarom. Pas toen het over de mens zelf ging, kreeg hij interesse. Hij ging daarom door met psychiatrie. Shocktherapie vond hij nooit een probleem. Hij merkte dat patiënten daar baat bij hadden.
Depressieven hebben een gesloten toekomst, zitten vast in het verleden.

Kopland schildert letters. Later zien we Dit zegt de muur terug tijdens de onthulling in de psychiatrische inrichting Portugaal. Het doek is toegesneden op de situatie en de ruimte, hoort Kopland als reactie. Men voelt zich wellicht opgetild, gezien. zegt hij. Hij houdt zelf het meeste van de laatste regel ergens tussen de mensen. Die doet hem het meest.  

De directeur van het Letterkundig museum in Den Haag loopt naar de wand met Komrij, Kopland en Kouwenaar. Omdat Kopland vreesde in het niet te vallen bij Komrij schonk hij het museum een levensgroot zelfportret. Er staat ook een enorm archief van hem in ordners tot zijn laatste gedichten in 2005. Met weemoed nam Kopland er afscheid van. Een map bevat jeugdgedichten onder het pseudoniem Max Kwabe. Kopland bewaarde proefversies, bijvoorbeeld van Jonge sla dat eerder meer groenten bevatte. Kopland is zelf behoorlijk klaar met Jonge sla.

Zijn gedichten gaan over zijn gevoelens en verlangens, nooit over zaken dat hem boos maken. Daar kan hij geen woorden voor vinden.

Hij leest voor aan de Drentse Aa. Hij noemt het een landschap zoals het moet zijn. Hij heeft van de P.C. Hooft prijs een huis gekocht in de Cevennen. Landschappen vertellen iets essentieels. Hij wil dat in taal vatten, zodat een ander zijn ervaring kan delen.

Hij verzamelt curieuze ansichtkaarten en bedenkt daar zelf verhaaltjes bij. Hij hield ook graag voordrachten die nergens over gingen. Lachen is een diepgewortelde gevoelsuiting. Hij maakte filmpjes van een man die over het spoor weg loopt of uit een tunnel te voorschijn komt. In plaats van oervervelend waren die juist fascinerend om te zien.   

Tijdens een lezing voor psychiaters op Schiermonnikoog leest hij een gedicht voor over een therapiegesprek met een vrouw. De vraag met wie we spreken geldt ook
voor dichters. Een dichter geeft een visie die herkend wordt. Dat ligt dicht bij de therapeutische ontdekking. Een dichter moet kijken naar wat is.

Samen met zijn vrouw staat hij voor een winterlandschap van Breugel, dat in de verte verdwijnt. Breugel wilde laten zien hoe de wereld was, zegt Kopland, en die niet mooier maken. Ook poëzie is het beschrijven van de werkelijkheid.

Voor een voordracht laat hij altijd de stilte op zich inwerken. Voor de twaalfde keer doet hij mee aan de Nacht van de poëzie. Hij is daarmee recordhouder. Hij leest onder andere het gedicht Een koraal waarin hij de Leichtigkeit van Bach beschrijft.

In december 2005 reed hij op weg naar het bloedprikken tegen een boom. Na twee weken werd hij weer wakker. Het was een duizelingwekkende gedachte dat hij er ook niet meer geweest had kunnen zijn. Hij weet niets meer van de tijd dat hij thuis verpleegd werd. Omdat hij onhandelbaar was, werd hij opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis waar hij eerder de directeur van geweest was. Hij vond het vreselijk dat hij er niet uit kon.

Hij vertelt over het lage avondlicht op het gras en stelt zich zo het einde voor. ‘Ik hoop dat dit het is, maar ik ben bang dat het anders zal zijn. Wat geeft het. Dit was het.’

Dat hij - net als Komrij - moge rusten in vrede.  

Hier een aantal gedichten, onder andere Een koraal
  

vrijdag 20 juli 2012

The redemption of General Butt Naked (2011), documentaire van Eric Strauss en Daniële Anastation


Een blad aan de boom

Joshua Milton Blahyi voerde een schrikbewind tijdens de veertien jaar durende burgeroorlog in Liberia. Die begon in 1989, toen Charles Taylor de president niet erkende. Als men hoorde dat de Naakte Generaal, zoals Blahyi genoemd werd, met zijn naakte kindsoldaten in aantocht was, sloeg de paniek toe. In 1996 werd de hoofdstad Morovia door de rebellen omsingeld en was de toestand voor de bevolking ongewis.

De naakte generaal trok zonder kleren ten strijde om sneller te zijn en spiritueler. Hij doodde liever met het kapmes dan met een pistool om het bloed aan de goden te kunnen offeren. Volgens Blahyi waren kinderen betere vechters omdat ze niet aan de toekomst dachten. Hij indoctrineerde hen met actiefilms waarbij de helden steeds weer in andere films optraden, zodat de kinderen dachten dat zij ook in een film figureerden.  

David Johnson, alias Senegalese, zijn vroegere lijfwacht, zit in een rolstoel en heeft spijt dat hij zich ooit als elfjarige jongen aansloot bij Blahyi. Hij deed het vanwege zijn veiligheid, zegt hij. Bisschop Kunkun ging in 1996 naar Blahyi toe om samen met hem te bidden. Toen hij weg was vroeg Blahyi zijn lijfwacht waarom hij de bisschop had doorgelaten. Toen Senegalese zei dat hij niemand had gezien, schoot Blahyi hem in zijn benen en sloot hem een week op in de badkamer, waarna zijn benen in het ziekenhuis geamputeerd moesten worden.

Als een blad aan een boom draaide de rebellenleider in 1996 op het hoogtepunt van zijn macht om. Als rondreizend predikant vroeg hij vergeving voor de toenmalige rebellen en prikte hij de illusie van macht en succes door. Hij wilde graag dat zijn vroegere soldaten, die door de gemeenschap verstoten worden en aan de drugs zijn, hem volgen. Hij ging naar Senegalese om vergeving te vragen, die hij ook kreeg. Zijn vrouw Josie ontmoette hem een kerkgroep en was eerst bang voor hem, maar vond hem later energiek en grappig. Pas na haar huwelijk realiseerde ze zich met wie ze getrouwd was.

Drie maanden later helpt Blahyi zijn vroegere strijders met huisvesting in een drugsvrije en godsdienstige omgeving. Een voorstander van een strafhof voor oorlogsmisdrijven zegt dat het goedmaken van misdaden een positieve zaak is, maar dat de generaal wel moet boeten.
Blahyi wordt net als een tiental andere verdachten, voor de TRC geroepen, de commissie voor waarheid en verzoening. Hij zegt dat de waarheid hem zal vrijpleiten. Zijn volgelingen willen hem niet kwijt. Hij geeft toe dat onder zijn leiding 20.000 mensen gedood zijn en betuigt zijn spijt. De raadsman van de ex-strijders vindt het moeilijk in de bekering van Blahyi te geloven. Zijn gepredik kan geen vervanging zijn voor rechtspraak, zegt hij.  

Een jaar later is Blahyi naar Ghana gevlucht, omdat hij na zijn amnestie in juli 2009 werd bedreigd. Josie bleef achter met de kinderen en had de pest erin, net als zijn ex strijders die zich verraden voelden. In een vluchtelingenkamp in Ghana ontmoette hij Dekhanso, wiens familie uitgeroeid is door zijn soldaten. De jongeman slaapt en eet slecht. Blahyi zegt dat hij als een vader voor hem zou willen zijn en biedt zijn excuses aan, die aanvaard worden, net zoals de dochter van de vrouw Lovetta doet, die door de soldaten op éénjarige leeftijd aan één oog blind geslagen is. Het meisje huilt omdat Blahyi haar om vergeving vraagt.

Selangese is inmiddels aan tbc overleden. Blahyi voelt zich schuldig en bezoekt de weduwe, de dochter en het graf van Selangese. Hij ziet in dat hij in Ghana wegliep voor zijn verantwoordelijkheid, komt weer thuis bij zijn gezin en trekt rond om zijn spijt te betuigen. Hij ontmoet Sartee, een vroegere strijder die door zijn inspanning als beveiliger werkt en herenigt zich met andere ex strijders, maar het verleden hangt nog om hem heen.

En dat is maar goed ook zou ik denken. Volgens mij had de TRC hem moeten berechten. 

Hier de trailer.

donderdag 19 juli 2012

De koninginnerit in de Tour van 2012


Als ik in de uitzending val, rijdt het peloton nog achter de wagen van de wedstrijdleiding. De wedstrijd die over 197 kilometer van Pau naar Bagnères-de-Luchon gaat is nog geneutraliseerd, zoals dat geloof ik heet. Tijd om de stramme spieren los te maken. Sommige renners, hoorde ik eerder van Michael Boogerd, komen een rustdag minder goed door. Hij was een van hen. Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot, het stel dat dit jaar weer getekend heeft voor het commentaar, bespreekt uitgebreid het dopingincident met Fränk Schleck. Dijkstra heeft het over een vochtafdrijvend middel. Ducrot vindt het opportunistisch over hem heen te vallen, wil eerst de toedracht afwachten. Dijkstra noemt Fränk Schleck een ideale schoonzoon, net als hij zelf trouwens. Die dopinggevallen zijn inmiddels een zaak voor experts, geloof ik. Ergens een biefstukje eten is er niet meer bij. Een groeihormoon kan je de kop kosten. Zelfs de kok van Van Hummel die eerder afstapte wegens maagproblemen voelde zich aangevallen.

Het is bloedheet in de Pyreneeën, zegt Dijkstra. Een vochtafdrijvend middel kan vandaag beter niet ingenomen worden. De verwachting is dat het 35 graden wordt. Hij zegt het bijna schoorvoetend, om de Hollandse kijker niet te kwetsen. De tocht gaat over twee reuzen van de de buitencategorie: de Aubisque en de Tourmalet en twee reusjes van de eerste: de Aspin en de Peyresourde. Hij raadt de renners aan te wachten tot de Tourmalet om te ontsnappen, maar Ducrot vindt dat ze meteen moeten gaan beuken om straks gele trui-drager Wiggins te kunnen slopen.

Dijkstra spreekt van een explosief begin. Laurens ten Dam (zie foto) van de geplaagde Rabobank ploeg meldt zich van voren, net als Johnny Hoogerland. Ducrot onderscheidt drie groepen renners: de klassementsrenners die het liefst bij elkaar blijven, degenen die op een dagzege uit zijn en de overlevers die het liefst zich verschuilen in een bus en hopen dat ze de dag ongeschonden doorkomen.

Volgens Dijkstra loont het om het begin van de Touretappe mee te maken omdat dan de groepen nog niet gevormd zijn. Als we een kasteel in beeld zien met een nummer op het scherm geprojecteerd, zegt hij dat kastelen geen rugnummers hebben maar dat getoond wordt in welk arrondissement het gebouw staat. Ducrot zegt dat de Tour elke dag net een klassieker is omdat veel goede renners door de valpartijen laag geklasseerd staan en omdat het niveau genivelleerd is.

Dijkstra weet dat de renners tweeëneenhalve liter water per uur verbruiken, maar Wiggins zweet nog helemaal niet. Inmiddels is er na twintig kilometer een grote groep vandoor gegaan, waarin tot hun geluk Steven Kruijswijk, Hoogerland en Ten Dam zich bevinden. Ook Jens Voigt is erbij, zegt Ducrot. Dijkstra durfde hem niet te noemen omdat hij een fan van Voigt is. Ducrot spreekt van een lasso dat het peloton naar ze toe probeert te werpen, maar dat mislukt. Ze mogen gaan. De Sky-ploeg houdt wel een straf tempo aan omdat er toch renners uit de top twintig bij de vluchters zitten. Ducrot ziet meteen twee wedstrijden: één om de bolletjestrui en de ritzege en een ander om de gele trui.

Als Pineau op de flanken van de Aubisque een heilloze poging onderneemt om bij de vluchters aan te sluiten legt Dijkstra de term chasse patate uit.
Rondom vliegen gieren. Op zoek naar uitvallers, zegt Dijkstra. ‘Als u denkt dat u verkeerd bent ingeschakeld, op National Geografic, dan kan ik u gerust stellen, dit is de Tour de France.’

Als Horner (VS) op de Aubisque een nieuwe fiets aanpakt legt hij uit dat Horner na een rit in de Ronde van Italië pijn had in zijn linkervoet, maar dat men niets kon vinden. Hij is vandaag de dag, met renners die door hun helmen en identieke zonnebrillen erg op elkaar lijken, herkenbaar aan de stand van zijn linkerbeen in de toeclips. Hij stelt een huiskamervraag over Hincapie (VS). Hoeveel kilometer Tour heeft die straks in totaal achter de rug? Hij geeft zelf het antwoord: 60.000. Als of het zo moet zijn wordt Horner uit een ravijn gevist. Hij was tegen een muurtje aangereden. Ducrot zegt dat hij de eerste renner is die bergopwaarts in een ravijn rijdt.

De Skyploeg is in training voor de Olympische Spelen. Ook de kermiskoersen zullen daardoor dit jaar op minder coureurs kunnen rekenen. Dijkstra vindt Bradley Wiggins van constante kwaliteit. Ducrot herinnert zich dat hij ooit achteraan het peloton bungelde. Ze zijn het erover eens dat de man mentaal sterk gegroeid is.

Tijdens de beklimming van de Tourmalet meldt Michel Boogerd bij de commentaarpositie. Dijkstra vraagt hem naar het maskerend effect van een vochtafdrijvend middel. Helaas is Boogerd niet zo’n prater en heeft hij een vervelende knauwerige stem. Hij voegt ook niet zoveel toe, maar dat zei ik vorig jaar ook al. Laatst ging het over de beharing van Laurens ten Dam. Zelf vond hij dat een renner gesoigneerd aan de start moest verschijnen, maar dat was geheel zijn eigen mening.

Omdat er weinig te beleven is in de Tour, toont Dijksta nog eens het ICU-communique van die ochtend. Ook begint hij over legendarische verhalen van vroeger toen renners nog geen hulp mochten aannemen en zelf een as moesten gaan lassen in een smederij.

Ducrot vraagt zich af waarom de Skyploeg in het zwart rijdt. Dat reflecteert niet in de onbarmhartige zon. ‘Dat is een goede,’ antwoordt Dijkstra. Hij vraagt zich af of Wiggins tegen de hitte kan. ‘Gebraden renners zakken door het rooster,’ weet Ducrot. Ten Dam sluit aan bij de Ierse darkhorse Martin en de Zweed Keskiakoff die in de bolletjestrui rijdt. Ook anderen sluiten. De Tour is een poppenkast waarin renners wegvallen en weer te voorschijn komen. Ducrot waarschuwt Ten Dam om niet te veel te geven vanwege het gevaar te ontploffen.

Als een renner een spray in zijn schoen gespoten krijgt gaat het gesprek over brandende voeten, een typische wielrennerskwaal, waar weinig aan te doen is. Dat wordt later door Boogerd beaamd als hij zich vlak voor de top van de Tourmalet weer aansluit.
‘Zet die man op de man op de film en arresteer hem,’ zegt Dijkstra over een toeschouwer die al te enthousiast voor de wielen van de renners loopt. De Fransman Voeckler is bij Keskiakoff gekomen. Deze showman, zoals Boogerd hem noemt, heeft zijn zinnen op de bolletjestrui gezet. Op de top van de Tourmalet wacht hem een premie van vijfduizend euro.

Het peloton is inmiddels op tien minuten gereden. Daartussen zitten nog renners uit de vluchtgroep, zoals Voigt die langzaam daalt omdat hij hier in het verleden zwaar ten val kwam. Volgens Ducrot zit de angst in zijn lijf. Hincapie is gevallen in de afdaling van de Tourmalet en krijgt verband en een spray met een ontsmettend en tegelijk afdekkend middel dat volgens Ducrot minder pijnlijk is dan vroeger.

Basso leidt het peloton om het op te schudden met als gevolg dat Evans met nummer 1 door het net valt, maar Nibali komt niet weg en Wiggins blijft zitten tot ergernis van Ducrot, die vindt dat de gele trui zich moet laten zien. Voeckler staat zijn voorsprong niet meer af, vergroot hem zelfs, zodat hij naast de bolletjestrui en de ritzege mogelijk ook nog het rode rugnummer voor de meest strijdvaardige renner kan gaan ophalen. Vinokourov had zijn laatste Tour willen afsluiten met een mooie zege, maar kwam er niet meer aan te pas. Van Dam eindigt als tiende, Wiggins als twaalfde op zeven minuten.

De moraal van dit verhaal is de moraal van de 159 overgebleven renners die op zo’n stikhete dag zich zes uur uit de naad fietsen, dopingschandalen, ziekte en ongevallens voor lief nemend. Fietsen is nog altijd een volkssport. De ware in dit soort ritten.   

  
 

woensdag 18 juli 2012

Volgende fragment, jubileum uitzending Zomergasten, 15 juli 2012


Vijfentwintig jaar Zomergasten vraagt om een terugblik. Al is dat misschien wel een Droste blik: een herhaling van een herhaling. Roel van Broekhoven legt echter de nadruk op de ervaringen van de elf presentatoren en hun 125 gasten. Sanne Wallis de Vries doet een entre-acte als bekende Nederlander die heel graag gevraagd wil worden als zomergast. Het programma leende zich uitstekend om door critici beoordeeld te worden.
Het begon in 1988. Nederland 3 was net in de lucht en men zocht invulling voor het nieuwe televisienet. De VPRO kwam met het idee van herhalingen, uitgekozen door een gast.

De 37 jaar jonge Peter van Ingen (1988-1995) ontvangt Pierre Janssen als eerste en dat is niet voor niets. De authentieke kunsthistoricus die vroeger het programma Kunstgrepen op de buis bracht, wordt wel de uitvinder van de Nederlandse televisie genoemd. Janssen vond dat televisie snaren moest raken, de wereld groter maken. Zoals hij Zomergasten invulde zo bleef het zegt, Van Ingen, die later hoofdredacteur werd van het programma. Hij stapte in het diepe. Hij herinnert zich de openheid van Piet Vroon (1991) over zijn vader en zijn depressies. Ischa Meijer probeerde de rol van interviewer over te nemen. Als presentator kreeg hij veel kritiek.

In later jaren dienden de beelden om meer te weten te komen over de gast. Kunstkenner Ernst van de Wetering gebruikte de uitzending om het NSB verleden van zijn vader te onthullen. Ook werd de persoon van de presentator belangrijker. Iedereen begon zich met de keuze te bemoeien. De nieuwe presentator Jan Leyers (zie foto) moest zijn uitverkiezing geheimhouden. Hij informeerde alleen zijn vrouw omdat ze niet op vakantie konden. 

Freek de Jonge (1996) werd gevraagd omdat hij zelf iets zou bijdragen aan het programma, maar werd door de kritiek platgewalst. Vooral na de eerste uitzending met Connie Palmen. Connie vond dat Freek het vooral over zichzelf wilde hebben. Freek wilde zich inderdaad niet dienstbaar opstellen. Hij walgde van een fragment van een anorexisch meisje, zocht de confrontatie. Jan Vrijman zette hem voor schut met een fragment over Neerlands Hoop dat door Freek niet op prijs werd gesteld. Hij verliet de studio en kwam terug met een meel bestoven gezicht.  

Wim Schippers (1997) wil niet napraten. Het gesprek met Candy Dulfer vlotte niet, net als met Arnon Grunberg, maar desondanks vond hij het wel zinvol.

Hanneke Groenteman (1998) had eerder al interview ervaring, maar het was haar niet duidelijk wat ze met professor Gunning moest aanvangen. Het boeiendst zijn het gesprek met Alex van Warmerdam, die haar leerde kijken door zijn ogen. Een door hem uitgekozen fragment van vechtende politici in verschillende parlementen was hilarisch.

Adriaan van Dis (1999-2002) beleefde met Zomergasten een tv-come back. Hij werd van zijn stuk gebracht door Raoul Heertje, die er bezwaar tegen maakte dat hij eerst geen wijn kreeg en het afscheid van Swiebertje weer emotioneel vond. Er keken 800.000 mensen, twee maal zoveel als anders. De uitzending met Kader Abdolah was spraakmakend omdat Abdolah zich niet liet onderbreken en een woordvoerder wilde zijn voor immigranten in Nederland. Van Dis bedreigde hem met het stoppen van de uitzending als hij niet beter luisterde. Men dacht in de huiskamer dat Abdolah een imitatie was van Kees van Kooten met snor. Kristien Hemmerechts hield een betoog tegen het voyeurisme van de televisie en vergeleek dat tot afschuw van Van Dis met een vaccuümpomp die de schaamlippen van een vrouw opblaast.

Joost Zwagerman (2003-2004) werd in het diepe gegooid met advocate Britta Böhler. Voorafgaande aan de uitzending wandelde hij eenzaam in Artis. De uitzending met Ayaan Hirshi Ali (2004) was spraakmakend omdat daarin haar film Submission werd vertoond, die enkele maanden later de dood van Theo van Gogh tot gevolg had. Voorafgaande was er discussie op de redactie. Zwagerman zelf vond het riskant. Ayaan kreeg alle tijd om haar standpunten uiteen te zetten. Ze vindt het moeilijk om te zeggen dat ze de film niet had moeten maken, maar vindt dat de dood van Van Gogh het niet waard is geweest.

Connie Palmen (2005) was zowel gast als presentatrice. Ze droeg jasjes in vijf verschillende opzichtige kleuren. Haar mooiste gesprek was met Robbert Dijkgraaf, die niet door een eerdere selectie kwam omdat hij volgens Zwagerman zes afleveringen van Koning Klant wilde zien. Het thema was verbeelding en begon met Sponge Bob. Palmen schaamde zich om te praten over de erectie die de Vlaamse zanger Tom Barman thuis op de bank kreeg bij het zien van de Dolly Dots.

Joris Luyendijk (2006-2007) werd door zomergasten gesloopt. Vooral in het gesprek met Leon de Winter over de joodse identiteit. Ze zaten als twee apen op een rots tegenover elkaar. Linda de Mol, die hij een communicatie bedrijf noemt, had men niet moeten uitnodigen. Na haar recente scheiding was ze zo dicht al een doos en Joris kon dat later begrijpen. Hij weet verder te melden dat de kijkcijfers steeds belangrijker werden,dat men daarom gasten neemt als Henk Jan Smits, dat een gast niet te lelijk moet zijn, geen snor mag hebben (zeker bedacht na Kader!) en zich moet lenen voor uitbeelding. In het persoonlijk leven moet iets interessants zitten zoals een depressie en de fragmenten moeten ook betaalbaar zijn.

Bas Heyne (2008) werd min of meer overvallen door zijn taak. Voorafgaande aan het gesprek met Plasterk kreeg hij een inzinking. Hij had een openhartig gesprek over de dood van de moeder en de zus van Tom Holkenborg (Junkie XL), die na het programma instortte.

Margriet van der Linden (2009) werd door de kritiek als een ijskonijn neergezet, waardoor Carice van houten niet uit de verf kwam. Hanneke Groenteman trok op haar blog fel van leer en hij daar achteraf spijt van. Margriet kan zich voorstellen dat haar directieve opstelling haar gasten afschrikte, al vonden de modemannen Rolf en Victor het een boeiend gesprek.

Jelle Brandt Corstius (2010-2011) wilde de fragmenten niet van tevoren bekijken en kwam daar op terug na kritiek dat hij de door Jan Marijnissen genoemde monseigneur Bekkers en de door Erwin Olaf genoemde Jean Genet niet kende. Olaf hield ook een bevlogen tirade tegen potenrammers. Brandt Corstius had een goed gesprek met Paul Verhoeven, een goed causeur.

Komende zondag houdt Peter van Ingen Jan Leyers buiten het zicht van de camera een bordje volgend fragment voor als het gesprek met Henny Vrienten te lang duurt. Sanne Wallis de Vries is toch met vakantie gegaan. 

Hier een preview van dit jubileumprogramma van tien minuten.

dinsdag 17 juli 2012

Het filosofisch kwintet (4) over de gezondheidszorg, 15 juli 2012


Solidair of solo

Dit maal schuiven Louise Gunning, sociaal geneeskundige en tot voor kort voorzitter van de gezondheidsraad, medisch ethicus Dick Willems en filosofe en ex-huisarts Marli Huijer (zie foto) aan bij Ad Verbrugge en Clairy Polak. De laatste legt voor deze gelegenheid confronteert een bericht uit de Volkskrant aan hen voor over een taxichauffeur die nijdig was omdat hij ’s nachts geen aandacht kreeg bij een huisartsenpost voor een opspelende knie.

Huijer vindt het voorbeeld herkenbaar, het is iets van de 24-uurs economie maar ze vindt ook dat de man geen hulp kan eisen en dat hij zich gedraagt als een verwende consument.
Willems vindt dat mensen geen zorg kunnen claimen omdat ze er voor betaald hebben. Anders dan andere verzekeringen is de zorg een collectieve verzekering. Gunning stelt dat men de zorg moet beperken om die toegankelijk te houden.

Verbrugge verbindt met veel handenwerk zorg, care en caritas met elkaar. Wat eerder een kerkelijke aangelegenheid was, is overgenomen door de staat en een recht geworden.
Polak vraagt de deelnemers wat voor belang de staat bij de zorg heeft. Huijer verwijst de bio-macht van Foucault: de staat is gebaat bij levering van gezonde arbeidskrachten en ontwikkelt daarom ook preventieve programma’s om hen gezond te houden. Gunning zet daarnaast de participatie-gedachte, zoals ook door commissie is verwoord: het gaat daarbij om de mogelijkheid om mensen beter te maken, zodat ze kunnen functioneren in de maatschappij. Willems is bang dat de compassie door de staatszorg verontachtzaamd wordt, zoals die van de huisarts voor een zieke patiënt.

Verbrugge zegt dat het onderscheid tussen systeemdruk en het compassionele door elkaar loopt. Polak werpt de vraag op of we in juridische zin recht hebben op zorg. Huijer antwoordt dat we recht hebben op een gelijk deel. Vervolgens wil Polak weten waarop dat gebaseerd is. ‘Op gelijkwaardigheid, beschermwaardigheid en solidariteit,’ antwoordt Huijer. Gezondheid heeft een instrumentele waarde, namelijk om in staat te zijn normaal in de maatschappij te kunnen functioneren. Gunning stelt vervolgens dat onze solidariteit grenzen aan de zorg stelt. We kunnen nu eenmaal niet al onze gezondheidswensen verwezenlijkt zien.

Polak wil weten welke zorg niet in het basispakket hoort. Willems noemt de anticonceptiepil, die inmiddels ingeburgerd is en esthetische vormen van plastische chirurgie. Huijer wil graag praten over de vraag wie of waar daarover beslist wordt. Door de individualisering van de zorg verschuift de invloed over de inhoud van de zorg steeds meer naar de consument.

Polak brengt de vraag naar voren in hoeverre onze solidariteit met anderen zich verhoudt tot de eigen verantwoordelijkheid. Willems is beducht om mensen te veel op hun verantwoordelijkheid aan te spreken. We maken allemaal verkeerde beslissingen. Gunning vraagt zich af waarom de eigen verantwoordelijkheid pas om de hoek komt kijken bij ziekte. Preventie zoals in consultatiebureau’s zet meer zoden aan de dijk. Dan hoeft ook niet geknibbeld te worden op kosten als iemand in het ziekenhuis terecht komt.

Polak speelt weer de advocaat van de duivel door te stellen dat de onbetaalbaarheid de solidariteit ondermijnt. Huijer zegt dat door de commercialisering van de zorg de macht steeds meer verschuift naar het mesoviveau: de verzekeraars en zorgaanbieders. Willems vindt dat er gekeken moet worden wat in het basispakket hoort. Zorgverleners moeten ook nee durven verkopen. Gunning zegt dat men het over negentig procent van de inhoud van het pakket eens is. Ivf valt daar steeds meer buiten. Ook lichte ziektes die net zo veel kosten als een pakje sigaretten kunnen buiten de zorg blijven. Huijer wil graag weten wat gezondheid is. Men komt terug op de definitie van de commissie Dunning. Die omvat ook verpleging.

Polak verbreedt de discussie naar sterfelijkheid en oneindigheid. Huijer vindt het belangrijk dat mensen daarmee leren omgaan. Verbrugge wil dat artsen geestelijke bagage meekrijgen om mensen tot het levenseinde te begeleiden. Huijer vindt openheid belangrijk. Volgens Gunning kunnen we in Nederland over de dood praten. Het gaat vaak om individuele keuzes, bijvoorbeeld of men voor het sterven de kleindochter nog geboren wil zien worden.

Polak stelt met enig voorbehoud de vraag naar de waarde van de neergang, maar iedereen ziet het belang ervan in. Gunning zegt dat men heel verschillend denkt over het levenseinde. Verbrugge sluit af met de opmerking dat een publieke discussie zoals deze van belang is voor de toekomst van de zorg.