Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zondag 16 maart 2014

Recensie: Zomertijd (2009), John Coetzee



De man die zijn maîtresse aanzag voor een viool

Wie is de man, die ooit tijdens een televisiegesprek met Wim Kayzer enkele malen stilviel en het gesprek tenslotte onderbrak? In de driedelige autobiografische reeks, die ik voor de gelegenheid las, wordt misschien een tip van de sluier opgelicht.

Dat lijkt in eerste instantie teveel gevraagd. Het sluitstuk Zomertijd is een fictief project van de net zo fictieve biograaf Vincent die na de dood van Coetzee een vijftal mensen - vooral vrouwen - interviewt die de schrijver gekend hebben in de periode van zijn terugkeer naar Zuid-Afrika in het begin van de jaren zeventig tot zijn erkenning in 1977.
De, door het erin gebezigde Zuid-Afrikaans sfeervolle, vraaggesprekken worden omlijst door biografische notities, waarin Coetzee ingaat op de politieke situatie in zijn land maar ook op zijn relatie met zijn zestigjarige vader, een in ongenade geraakte advocaat die inmiddels boekhouder is en met wie hij samenwoont in een blanke buitenwijk van Kaapstad.

Het is opmerkelijk dat de moeder niet genoemd wordt. Coetzee komt in de interviews naar voren als iemand die niet kan omgaan met vrouwen. Dat zou te maken kunnen hebben met de verhouding met zijn moeder die in Jongensjaren naar voren komt als een sterke persoonlijkheid, die onverbloemd oordeelt en duidelijke meningen verkondigt zoals over kleurlingen met hun onovertroffen praktische kennis. De onvoorwaardelijke liefde van de van oorsprong Pommerse vrouw die op hem en zijn broer blijft wachten als zij de laatste twee kaartjes voor het circus in de wacht hebben gesleept, zadelt hem op met een liefdesschuld. John gaat daaronder gebukt, net als onder haar grote bezorgdheid. Zijn kindertijd is daarom zeker geen onbezorgde tijd. Schuldgevoel en schaamte zijn universele onderwerpen.

Het vervolg, het aangrijpende Portret van een jongeman, in het Engels Youth geheten, en dus niet een verwijzing naar Joyce, gaat over het verlangen van een leven als kunstenaar en vooral over de manier waarop een vrouw daar in past. Voor zijn vertrek naar Londen woont de hoofdpersoon voor het eerst samen met een hysterische vriendin, die graag alles samen met hem doet, terwijl hij het liefst stil achter zijn bureau zit. Op het moment dat de vrouw iets negatiefs over zichzelf in zijn dagboek leest, verlaat ze stante pede het huis, hetgeen de jonge kunstenaar tot de overtuiging brengt dat een eventuele vrouw zelf ook kunstenaar moet zijn. Bij een volgende vriendin vraagt hij zich af waarom zij bij hem in bed stapt. Dacht ze soms zich te kunnen laven aan het vuur van de dichter? De hoofdpersoon trekt de conclusie dat hij vrouwen niet te dicht bij moet laten komen. De derde maakt hij zwanger. Hoe kan een kind een kind grootbrengen, denkt hij en gaat met haar mee naar de abortuskliniek.

Zomertijd is minder persoonlijk, maar wel zeer onderhoudend, al is het eerste interview met Julia Frankl, gehouden in Ontario 2008, soms wat flauw. Julia kwam Coetzee voor het eerst in de supermarkt tegen en hij intrigeerde haar. Zij zocht contact en leerde ook zijn vader kennen. Later zegt ze dat het thema in de boeken van Coetzee over de niet beantwoorde liefde van de vrouw gaat. Ze noemt hem een man die zijn maîtresse aanzag voor een viool, omdat Coetzee werktuiglijk liefhad.

Nicht Margot Jonker, die in Jongensjaren onder de naam Agnes met John op de boerderij van zijn grootvader speelde en later een nacht met hem doorbrengt in een kapotte auto, zegt over de mannen in de familie dat ze slapgat zijn, waarmee ze bedoelt dat ze sloom zijn en zonder ruggegraat. John steekt daar nog goed bij af. Hij is wel een alleenloper.

De eerste indruk van de Braziliaanse ballerina Adriana is die van een celibatair en later die van een Hollandse protestant. Haar jongste dochter krijgt poëzieles van hem op een meisjesschool. Adriana vindt dat hij haar teveel beïnvloedt. Ze nodigt hem uit op de thee en gaat vervolgens mee naar een barbecue in het bos die door de regen in het water valt. Van een afstandje bekijkt ze de mannen. ‘Want ik had nog nooit zoiets miserabels gezien als die twee Hollanders, de vader en de zoon, die naast elkaar onder een boom zaten en probeerden te doen alsof ze niet verkleumd en nat waren.’

De enige mannelijke geïnterviewde is Martin, die samen met Coetzee solliciteerde voor een baan aan de universiteit. Hij vindt het lot van de Boeren eerder komisch dan tragisch, omdat hun (voor)ouders zich hadden afgebeuld om een stukje grond te ontginnen voor hun nazaten, die zelf hun twijfels hadden over de aanspraak op het land.
Martin merkt op dat hij zich voor een biografie zich liever op de boeken van Coetzee zou baseren dan op herinneringen van bekenden.

Collega Sophie, docent Frans, vindt de familie geen politieke maar culturele Afrikaners. Coetzee zelf is een conservatief die niets van het nationalisme moest hebben.
Al in Jongensjaren werd duidelijk dat Coetzee dichter bij de Engelsen stond dan bij de lompe, rechtlijnige Boeren.

Coetzee heeft al met al een gecompliceerd leven gekend; niet alleen in een politiek verscheurd land, waarin hij het moeilijk had tussen de Boeren, maar ook in persoonlijke zin met een vader die gezien werd als een betalende kostganger en een eigenzinnige moeder. Hij was een buitenbeentje op school omdat hij schoenen droeg die door zijn moeder gepoetst werden en omdat zij hem nooit sloeg.
In de slotnotities vraagt Coetzee zijn vader hem zijn gemene streken te vergeven, zoals het kapot maken van een langspeelplaat waaraan zijn vader gehecht was. Hij herkent in zijn opvoeding de opvattingen van de calvinist Kuyper, die vond dat het kind als lid van de kerkgemeente gevormd moest worden. ‘Hij is het product van een beschadigde jeugd, daar is hij lang geleden achter gekomen; wat hem verbaast is dat de ergste schade niet is aangericht door de afzondering thuis maar daarbuiten, op school.’ Dat is een andere opvatting dan hij bezigde in Jongensjaren, waarin hij het vooral zijn moeder kwalijk nam dat ze niet wat normaler was.
Op het eind van Zomertijd staat hij voor de vraag of hij wondverzorger moet worden voor zijn vader die door ziekenbroeders thuis wordt gebracht na een operatie aan het strottenhoofd. De vraag wordt niet beantwoordt.

Wim Kayzer kenschetste Coetzee als een perfectionist. In Zomertijd is te lezen dat Coetzee stilvalt als hij kwaad is. Hij heeft reden voor dat laatste, dunkt mij, met een moeder, die hem weinig ruimte gaf, de treurige raciale verhoudingen, die hem naar Europa verdreven, maar vooral vanwege het onmogelijke karakter dat hij mee kreeg. De lezer heeft het met hem wel getroffen. Zijn trauma’s leveren prachtige literatuur op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten