Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 26 oktober 2010

De tien geboden van de Amerikaanse Joost Zwagerman

Zondagochtend was er in het VPRO programma Boeken een vraaggesprek met Jonathan Frantzen, die ongetwijfeld in ons land is om zijn nieuwe boek te promoten. Daarover had Joost Zwagerman op Facebook al in lovende termen bericht. Vrijheid handelt over een Amerikaanse gezin en ontrafelt het Amerikaanse vrijheidsbegrip.
Frantzen komt over als een sympathieke man die, net als Zwagerman zelf meestal, zinnige dingen te melden heeft. Hij kreeg daartoe ook ruimschoots de gelegenheid van Wim Brands, die goed op dreef was en precies de juiste vragen stelde.
Frantzen was tien jaar lang bezig om een nieuwe roman te bedenken, vooral om een goede vorm te vinden, want een pakkende inhoud is niet genoeg, het moet ook in een interessant pakketje zitten. Politiek is een moeilijk onderwerp voor een schrijver, net als honkbal.
Hij woonde in die tijd in Berlijn, maar het verhaal kwam niet van de grond zodat hij zich met journalistiek werk bezig hield tot de voorspelbare antwoorden van politici hem de keel gingen uithangen. Frantzen voelde zich verraden door zijn vriend en schijver David Forster Wallace die zichzelf ophing. Na die traumatische gebeurtenis schreef Frantzen het boek in een jaar tijd.

Brands noemde twee van de tien aandachtspunten die Frantzen opstelde voor The Guardian in het kader van een serie waarin verschillende schrijvers Ten rules for writing fiction geven. Als eerste gaat het erom dat een schrijver de lezer als een vriend moet zien en niet als een object die hij moet overtuigen van een of andere waarheid.

1 The reader is a friend, not an adversary, not a spectator.
2 Fiction that isn't an author's personal adventure into the frightening or the unknown isn't worth writing for anything but money.
3 Never use the word "then" as a conjunction – we have "and" for this purpose. Substituting "then" is the lazy or tone-deaf writer's non-solution to the problem of too many "ands" on the page.
4 Write in the third person unless a really distinctive first-person voice offers itself irresistibly.
5 When information becomes free and universally accessible, voluminous research for a novel is devalued along with it.
6 The most purely autobiographical fiction requires pure invention. Nobody ever wrote a more autobiographical story than "The Metamorphosis".
7 You see more sitting still than chasing after.
8 It's doubtful that anyone with an internet connection at his workplace is writing good fiction.
9 Interesting verbs are seldom very interesting.
10 You have to love before you can be relentless (onvermurwbaar).

Over punt acht zei Frantzen in Boeken dat internet en de nieuwe sociale media de schrijver afleiden en afhouden van de vivid dreams waarnaar hij op zoek is. Hij wil niet verstoord worden door het digitale lawaai. Die maakt het minder goed mogelijk om een geluid op te vangen dat van belang is voor een boek en een lezer die eens iets anders wil horen dan waar hij of zij mee bestookt wordt.

woensdag 13 oktober 2010

De laatste woorden van een Talking Head

Maandagavond zag ik een fascinerende toespraak in Tegenlicht (11-10-10) van de historicus Tony Judt, die 6 augustus j.l. aan de gevolgen van ALS overleed. Het was een prachtig voorbeeld van Engelse humor: de sociaal-democratische Judt, die vanuit een rolstoel en met een zuurstofslang onder de neus de zaal voorhoudt dat hij tijdens zijn toespraak niet zal heen en weer lopen, noch zwierige armgebaren zal maken, maar alleen een sprekend hoofd zal zijn. Vervolgends sprak hij serieus en indringend over de verzorgingsstaat, die hij in rap tempo zag afgebroken na honderd jaar van opbouw. Zijn rede werd aanschouwelijk gemaakt met portretten van drie mannen die allen de gevolgen daarvan ondervinden: een socialist uit Sittard, een werkloze arbeider van de Opelfabriek in Antwerpen en een Fransman uit Tours die bij het Franse Telecom werkte maar door de privatiseringsgolf weggespoeld werd.

Tony Judt vond het treurig dat we over de publieke zaak alleen nog in economische termen kunnen praten en niet in termen van eerlijkheid of rechtvaardigheid.
De man uit Sittard kon er over meepraten. Een wijkcentrum werd afgebroken en de grond - door een wethouder van groen links nota bene - verkocht om, zo stelde ik me voor, de begroting sluitend te maken.

De verzorgingsstaat zoals die de laatste honderd jaar is opgebouwd, heeft de ongelijkheid tussen de burgers verminderd, maar die ongelijkheid neemt sinds de jaren zeventig weer toe.
Werklozen worden weer gestigmatiseerd en rijken op een voetstuk gezet. Deze ongelijkheid vormt een bedreiging voor het evenwicht in de samenleving.
De werkloze man uit de Opelfabriek is uit zijn werk gestoten. Opel zet ergens anders een nieuwe fabriek neer en maakt weer winst, waarmee ze de aandeelhouders tevreden stellen en de directeuren dikke bonussen uitbetalen. Misschien moeten we niet streven naar meer, zei hij met een treurige stem.

De privatisering zorgt ervoor dat de zorgende taken van de staat worden uitgehold en alleen nog de bestraffende overblijven. De vroegere werknemer van Telecom, die niet meer langs de mensen ging maar overgeplaatst werd naar een call center, overwoog eind vorig jaar door de te hoge werkdruk om zelfmoord te plegen, zoals meerdere collega’s van hem deden.

Wanhoop sprak uit de monden en gezichten van drie mannen, vermalen als ze werden door de raderen van een economie die zich nog steeds dol draait.

Het is de taak van de sociaal-democratie om zich te herinneren, zei Judt, wat onze collectieve doelen waren. Hij citeerde tenslotte George Orwell die met het oog op de toestand in Spanje in 1937 opmerkte dat hij meteen begreep dat het iets was om voor te vechten.

dinsdag 12 oktober 2010

Een volkse variant van wit goud

Over het bereiden van schorseneren


Lezers die denken dat dit een kookrubriek is, wil ik de hand reiken en iets vertellen over een gerecht dat ik onlangs maakte, namelijk schorseneren, een voor velen, in ieder geval voor mijn disgenoten onbekende groente, die, zo ik me herinner, het beste met een kaassaus opgediend kon worden. De lange donkerbruine stengels, die nog het meest op gerookte palingen leken, leidden me naar de vraag of ik die ooit al eens klaargemaakt had of alleen ooit van plan was geweest. Volgens de aanwijzing op de verpakking moest ik de stengels eerst goed wassen en ze daarna meteen van de huid te ontdoen of eerst een paar minuten te laten koken. Ik besloot tot het laatste, omdat het me gemakkelijker stropen leek en in de tussentijd de aardappelen kon schillen. Ik waste de meeste aarde eraf, zocht de grootste pan maar moest toch nog de meeste stengels knakken. Nadat ik de aardappelen op het vuur van de schorseneren had gezet, begon ik met een dunschiller hun huid te verwijderen. Het was geen overbodige luxe om, zoals de gebruiksaanwijzing aanraadde, de ijzig witte stengels in water met azijn te leggen omdat ze snel bruin verkleurden. De groente, die ik erg op asperges vond lijken, liet ik nog een paar minuten koken, terwijl ik een pittige saus maakte van parmesaanse en oude kaas en een groene salade met olijven. De laatste twee gerechten waren niet overbodig omdat de smaak van de schorseneren volgens mijn disgenoten niet erg duidelijk was. Ook vroegen ze zich af of ik de stengels langer had moeten koken omdat ze verwachtten dat de stengels boterzacht zouden moeten zijn in plaats van bijtgaar. Ik vroeg me zelf af of zij niet in de luren werden gelegd doordat het uiterlijk veel weg had van asperges, maar zeker weten doe ik dat niet. Misschien is er een lezer met ervaring in deze.

zondag 10 oktober 2010

Op het matje, een kort verhaal

Rinkelend met zijn autosleutels loopt Alfons over het schoolpad naar de parkeerplaats. Overal langs de kant zitten groepjes leerlingen, maar een erehaag kun je het niet noemen.

Het is nog te mooi weer om te gaan schaatsen, maar dat is zo afgesproken met de ijsbaan, die sinds het dak erop zit eerder open gaat. Hopelijk hebben de bruggers hun schaatsen bij zich. Anders moeten ze die ter plekke lenen en krijgt hij weer gezeur over geld, net als in het vorige seizoen. Hij moet denken aan Sharon, die vanmorgen in de handballes ook weer zo zeurde. Hij hoort haar jammerklacht nog in de oren. ‘Ik heb helemaal geen zin in een spelles. We zouden vandaag toch met de trampoline?’ Hij kan het haar niet kwalijk nemen. Pubers zeuren nu eenmaal, maar lastig is het wel. Vooral als hij de juiste toon niet kan vinden. Dan trekt ze andere leerlingen met zich mee. Zou de stoere Jacco sinds kort verkering met haar hebben? De tranen van woede stonden in zijn ogen, toen Alfons hem dreigend toesprak en tenslotte de les uitstuurde. ‘Ik wil je niet meer zien vandaag,’ had hij gezegd. Hij is nu eenmaal de leraar. Als hij niet paal en perk stelt aan hun driftmatige wensen, dan wordt het steeds erger. Sharon had gelijk. Het was alleen een kwestie van gewijzigde organisatie vanwege de vroege start van het schaatsseizoen. Dat moet ze maar begrijpen.

‘Zo Alfons, jij treft het maar weer,’ zegt zijn collega Frans die een zware boekentas uit de kofferbak van zijn oude Seat tilt.

‘Het juiste beroep gekozen,’ bromt Alfons. Hij kijkt de kromlopende man na, terwijl hij de automatische vergrendeling verbreekt en de klik hoort als van een kluis die open gaat. Niet iedereen is geboren met een atletisch lijf. Dan ben je ook veroordeeld tot een saai bestaan, denkt hij terwijl hij zijn BMW op de flank klopt.

Voordat Alfons de wagen start, trekt hij een cd met de beste rocknummers aller tijden uit het hoesje. Harde muziek helpt om meer mens te worden. Op de klok ziet hij dat hij nog een half uur heeft. De schaatslessen beginnen later om de leerlingen de tijd te geven om naar de ijsbaan te fietsen en zich om te kleden. Hij kan nog wel even langs huis. Even dollen met de hond en horen hoe Wieske het er vanmorgen in het ziekenhuis vanaf heeft gebracht, maar dat zal wel goed gegaan zijn anders had hij wel wat gehoord.

Terwijl hij meebrult met de knalharde muziek uit de luidsprekers, scheurt hij een kort stukje naar achteren. Het is alsof hij over een blikje rijdt. Die verdomde leerlingen ruimen ook nooit hun rotzooi op. Dat kan hem een band kosten, vreest hij. Als hij naar voren gaat merkt hij dat dat inderdaad het geval is. Als een aangeschoten waterkanon hangt de auto scheef naar rechts. Alfons stapt uit en inspecteert de schade. Twee banden zelfs. Zijn ogen zoeken de boosdoener, maar het blikje is onvindbaar. Dan inspecteert hij de banden nader. Er is duidelijk in gestoken. Verdomme. Als het één band was dan kon hij die verwisselen. Hij krijgt het er warm van. Hij strijkt over zijn bezwete voorhoofd. Hij ziet de leerlingen al tot ergernis van de ijsmeester op de ijsvloer rondhangen en achter elkaar aan rennen. Bruggers weten nog helemaal niet hoe het hoort. Hij moet opbellen. Maar misschien kan hij een auto lenen. Hij kijkt naar de Seat van zijn collega Frans. En dan op de terugweg bij Kwikfit een wiel meenemen. Zijn gedachten draaien overuren. Zijn Rolex heeft veel functies maar geen oplossing voor zijn probleem. Wie heeft hem deze streek geleverd? Is Jacco meteen nadat hij hem uit de les verwijderd heeft, woest naar buiten gegaan om de banden lek te prikken? Voor zoiets ziet hij de woesteling wel aan. Ook vorig jaar blonk hij uit in vernielzucht. In de vergadering was men opgelucht dat Jacco tenminste geen geweld tegen personen gebruikte. Maar dit gaat te ver. Alfons doet een greep in zijn zak. Zal hij Wiesje bellen en vragen of zij langs Kwikfit kan gaan? De reservesleutels zitten in de onderste la van de bureaukast. Denkt hij tenminste. De eerste zoemer. Als hij nog iemand wil aanschieten moet hij snel zijn. Maar in geen geval de conciërge die meteen van alles doorbrieft. Hij stopt het mobieltje terug in zijn binnenzak en haast zich langs groepjes leerlingen die langzaam overeind komen.

‘Wel even de plastic rommel opruimen,’ zegt hij in het voorbijgaan, omdat ze dat laatst nog collectief in de openingsvergadering hadden afgesproken. Daar loopt Johan, zijn steun en toeverlaat in bange tijden. Hij klimt juist met lenige tred de trap op naar boven.

‘Johan?’

‘Alfons, zeg het eens.’

‘Kan ik je auto een middagje lenen? Ik heb een lekke band en ik moet naar de ijsbaan.’

‘Dat zou anders wel kunnen, maar ik ben vanmorgen juist met de fiets. Met dit mooie weer…maar ik moet gaan. Vervelend nou, misschien Schoever,’ roept Johan nog terwijl hij zich met grote passen verwijdert.

Radeloos kijkt Alfons om zich heen. Overal slaan klasdeuren dicht. Dan toch maar Schoever. Met grote passen loopt hij door de gang. Vanuit zijn ooghoek ziet hij dat de conciërge hem in de gaten houdt, maar hij kijkt staalhard voor zich uit. Opeens ziet hij Jacco uit het toiletblok komen. Hij knijpt in zijn vuisten.

‘Ben je bij meneer Schroever geweest?’ vraagt hij schor.

Jacco knikt zonder een spier op zijn gezicht te vertrekken.

‘En wat zei die?’

‘Dat ik de rest van het uur moest gaan prikken.’

‘En dat heb je gedaan?’

Jacco loopt met een knikje langs hem heen.

Alfons gaat de hoek om en ziet Schoever al door het raam achter zijn bureau driftig op zijn toetsenbord tikken. Zelfs op de gang is zijn geratel hoorbaar. Alfons klopt op de deur.

‘Binnen,’ klinkt het stroef.

Terwijl Alfons de kamer betreedt heeft hij het idee dat hijzelf op het matje wordt geroepen.