Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 21 juli 2011

Recensie: Alles kantelt (2010), Tomas Lieske


Voortsnellend over een roetsjbaan zonder kop of staart.

Veel volwassenen proberen zich wel eens voor te stellen hoe men als kind was, hoe men de kindertijd beleefde. Behoudens schaarse momenten die een bepaalde geur, een beeld of een gevoel oproepen, is het moeilijk daar toegang toe te krijgen. De herinnering wordt langzaamaan vervalst en gaat verloren. In Alles kantelt komt Tomas Lieske met een bijzondere constructie: de volwassen Anton nodigt zijn vroegere kinderlijke gedaante uit om samen een autoreisje te maken naar Noord-Duitsland. Anton moet daarheen om toneelstukken te bekijken en gaat liever niet alleen.

Anton Milot - of misschien moet ik zeggen Antoine Saint-Milo - is in 1972 zijn vrouw kwijtgeraakt door een auto-ongeluk en heeft dat nog niet verwerkt. Het loskomen daarvan wordt bemoeilijkt door zijn epilepsie, waardoor zijn hele wereld plots kan gaan kantelen. Hij belandt aan het begin van het boek in een ziekenhuis om ingesteld te worden op nieuwe medicijnen, krijgt daar een aanval en denkt dat zijn vrouw nog leeft.

Fraai is de manier waarop zijn jongere ik het boek binnenkomt. Om zich te oriënteren en zijn herinneringen te staven aan de werkelijkheid, bekijkt Anton na zijn ziekenhuisopname fotoalbums en ziet daarin zichzelf als jongen. De volgende dag komt hij dezelfde jongen in de stad tegen. Zijn eerste gedachte is er een van opluchting dat hij niet rondloopt in die stomme blouse uit de jaren vijftig. Hij begint een gesprekje met het ventje en voelt diens handje in zijn hand glijden. ‘Toen de situatie tot me doordrong, dacht ik: shit. Dat heb ik weer.’ (Dat is trouwens een van de weinige keren dat ik de taal minder sterk vond.) De jongen gaat mee voor een kopje thee en van het een komt het ander.  

In het boek wisselen verschillende verhaallijnen elkaar af: de reis van de 34-jarige Anton en de kleine Anton in het Duitsland in een tijd waarin de RAF aanslagen pleegt, de herinneringen van de grote Anton aan de gelukkige tijd met zijn vrou en de verhalen van de kleine Anton. Hij vertelt over Den Haag, de omgeving van het Bezuidenhout, dat in puin ligt en waar de jongens de Amerikaanse burgeroorlog nabootsen, over klasgenootjes zoals de oversekste Jan Smets, over zijn eerste epileptische aanval vlakbij een paard en wagen maar vooral over de Duitse Rosemarie die in 1949 in het gezin wordt opgevangen, aanvankelijk voor een jaar maar tenslotte voor zeven jaar.

Rosemarie met haar pijpenkrullen is geen gemakkelijk meisje. Als ze tussen vader en moeder aankomt rukt ze zich los. Anton ziet dit en vraagt zich af hoe zijn sterke en snel driftige vader daarop zal reageren.
‘God helpe haar de brug over, zoals mijn moeder zegt, en ontferme zich met Zwitsal-zalf over haar rug en armen die door mijn vader tot moes geslagen zullen worden als zij ongehoorzaam is. Of zouden voor haar andere regels gelden?’
Als het meisje in een naastgelegen slaapkamer in bed ligt waarschuwt de moeder de jongens dat ze stil moeten zijn want in het Duitse deel moet geslapen en vergeten worden.
‘De hele oorlog moest deze nacht via de kierende ramen en langs de vochtige muren verdampen en morgen zouden we opnieuw beginnen.’ Aldus stelt Anton zich beeldend voor. Voordat het echter zo ver is, komt vader naar boven en wijst de jongens op de drempel van Rosemarie’s slaapkamer, die voor de jongens een niet te passeren grens is. Dat vraagt er natuurlijk om geschonden te worden.

Het boek begint met de overdreven manier waarop de vader van de tienjarige Anton met de krant omgaat. Hij scheurt, draait en rolt en strijkt. Tegelijk is dat een staaltje van pure taalvaardigheid en een prachtige introductie van de man, die de oorlog niet heeft verwerkt en zich op dat moment druk maakt over de Berlijnse opstand die maar één dag duurde. Hij is afkomstig uit de zigeunerfamilie Milot, maar brak daarmee door zijn naam te veranderen in de Saint – Milo. Hij wordt later door de oudere Anton seksueel gulzig wordt genoemd, was grof en tegelijk charmant en hield een oogje op de rijpe dochters van de buren.
De jonge Anton heeft als een taxonoom mensen en de dieren ingedeeld in acht klassen, waarbij zijn vader tot de helden behoort en Rosemarie in haar eentje een aparte klasse inneemt. Mooi is de conversatie tussen de schuldbewuste Anton en zijn vader over zijn vriendschap met Rosemarie. Psychologisch sterk zijn de ruzies met zijn moeder en later ook met zijn vader over het meisje.

Het meest verrassend is het fictieve dubbelperspectief van kind en volwassene, dat geloofwaardig overkomt. In de restaurants mag de kleine Anton, die maaltijden uit de jaren vijftig gewend is, zelf uit onbekende gerechten kiezen. Hij laat een kleurentekening zien die de oudere Anton met een schok herkent van vroeger. Lieske waagt zich lekker ver van huis met zijn constructie. De twee Antons kibbelen op een grappige manier over de herinnering, discussiëren er zelfs over of de oudere Anton geen geestverschijning is. De oudere wil zelfs gaan boksen met de kleine om hem te laten voelen dat hij echt bestaat. Tegelijk wil de oudere de jongere niet belasten met de toekomst en zwijgt hij over de dood van zijn vrouw. 

De taal waarin deze geschiedenis gegoten is, is zo superieur dat de ruimte tekort schiet om daaraan genoeg te doen. Ik denk alleen al aan de dop van de jeneverfles die misselijk is door de manier waarop de vader hem losschroeft. Soms geeft Lieske nog wat aanvullende informatie tussen haakjes, waarmee het verhaal des te meer vaart krijgt. Die haakjes gebruikt hij ook om dialogen te versnellen: ‘Want het opnemen van zo’n kind in je gezin vereiste een bijzondere openheid, een ruimheid van geest (vader weer).’

Lieske jongleert op verbluffende wijze met een beperkt aantal elementen zoals epilepsie, liefdesverlies, herinnering en dat alles in een steeds kantelende wereld zoals een wagentje op een roetsjbaan die de vorm heeft van een Möbiusring, een draaiing zonder begin en eind (uitleg zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/M%C3%B6biusband/ ). Hij speelt een bijna ondoorgrondelijk spel met deze elementen en laat ze fraai aan het eind komen, zoals ooit dat wagentje ook weer moet stoppen. De lezer blijft tollend achter, maar wil er het liefst meteen weer in.

aangepast 31 juli 18:59 uur

Geen opmerkingen:

Een reactie posten