Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 31 januari 2014

Out there (2013), tweedelige documentaire van Stephen Fry



It’s all about love

De sympathieke Britse acteur Stephen Fry trok aan de bel bij de Britse premier om niet naar Sotsji te gaan en probeerde het IOC overhalen de Spelen af te gelasten vanwege de Russische houding ten aanzien van homoseksuelen. In de documentaire Out there zet hij zijn beweegredenen daartoe uit. Het discrimineren van homo’s is een aanslag op de menselijke vrijheid, op de vrijheid te zijn wie we zijn. Door het buitenspel zetten van minderheden wordt de wereld een minder menselijk oord. Het begint met pesten en het eindigt met de dood.

Fry vraagt zich af waar toch die homohaat vandaan komt. Hij trekt de wereld rond om daar een antwoord op te krijgen. Hij begint in Londen, waar hij een homohuwelijk bijwoont. Ondanks de juridische gelijkheid van homo- en heteroseksuelen blijft waakzaamheid geboden. Tot 1992 werd homoseksualiteit nog als een psychische stoornis aangemerkt. In 1976 kwam Elton John in Rolling Stone openlijk voor zijn geaardheid uit. Op de World Pride vertelt een Sri Lankaanse homo dat men in zijn land zucht onder de wetgeving die hen door de Engelsen is opgelegd. Elders, zoals in Iran, worden homoseksuelen geëxecuteerd. Fry zou er naar toe willen, maar komt zelfs niet in Turkije binnen. Hij praat daarom met de Iraanse asielzoeker Farshad die werd aangeklaagd door de vader van een vriendje en liever zelfmoord pleegt dan terug te gaan naar zijn land. De ontmoeting raakt Fry diep. Dat Farshad in Engeland moet aantonen dat hij homo is voor hij een verblijfsvergunning krijgt, vindt hij absurd.

In Oeganda, waar een wetsvoorstel ligt om de doodstraf op homoseksualiteit op te leggen, discussieert hij voor de radio met een dominee die homo’s haat. Fry vindt dat de man een obsessie heeft met sodomie, die net zo goed voorkomt bij heteroseksuelen. Fry zegt dat het om liefde gaat en dat het standpunt van de dominee gevaarlijk is. Hij praat met de lesbische Stosh (zie foto) die op veertienjarige leeftijd ‘correctief’ verkracht werd en daardoor ook nog eens met Hiv gesmet werd. Het effect van het wetsvoorstel is dat homoseksuelen zich daarvoor niet meer durven te behandelen. Minister Simon Lokado meent dat homo’s gerekruteerd worden.

Om meer over homohaat aan de weet te komen vliegt Fry naar Californië, waar men aan homotherapie doet omdat homoseksualiteit zou berusten op een mislukte identificatie met de vader. Hij spreekt met een jongen die niet geholpen werd door de therapie en de directeur van de therapeutische instelling. Fry geeft toe dat de verhouding met zijn eigen vader ook niet alles was, maar is verder wel dol op ze. Omdat hij toch in Los Angeles is, bezoekt hij Hollywood om te horen over de integratie van homoseksuelen in de filmwereld. Films geven aardig weer hoe men in de wereld over homoseksualiteit denkt.   

Brazilië is, naast Rusland en India, de eerste toekomstige grootmacht die op zijn lijstje staat. De Gay Pride in Sao Paulo is de grootste ter wereld. Hoewel Fry niet van menigten houdt vindt hij dit feest bijzonder. Hij omhelst de oudere homo Trevisan, die hier zijn hele leven voor heeft gevochten. De situatie is desondanks zorgwekkend. Er is veel homohaat. Travestieten betalen de prijs daarvoor. Inmiddels ligt er in Rio de Janeiro een wet klaar om homohaat te verbieden. Fry heeft een bewogen gesprek met de moeder van een vermoorde tiener. Af en toe ruikt ze nog aan zijn kleren. Zijn geur is het enige dat ze nog van hem heeft.
Een parlementariër die tegenstander van de wet is, begint weer over het gevaar dat homo’s kinderen zouden rekruteren. Het is het meest vreemde en ijzingwekkendste gesprek dat Fry ooit gevoerd heeft.

In Sint Petersburg, ooit een liberaal bolwerk, is een wet aangenomen die het promoten van homoseksualiteit verbiedt. Deze kwam tot stand met steun van de Russisch orthodoxe kerk, een sterke conservatieve kracht in het land. Fry bezoekt een lesbisch koppel met kinderen uit eerdere relaties, dat een duidelijk voorbeeld is van de stompzinnigheid van de wet. Hij gaat ook naar Coming Out, een centrum dat hulp biedt, zolang dat nog kan. Een meisje dat mishandeld werd, vertelt dat ze werd weggestuurd door de politie. Ze schaamt zich voor haar land. Indiener van de wet, Vitaly Milonov, wil wel met Fry praten, maar debiteert zulke onzin dat Fry hem erop wijst dat zijn woorden de hele wereld over gaan en het imago van Rusland kunnen schaden. Op een gegeven moment loopt Fry weg om de pers te woord te staan, want daar bereikt hij meer mee.

India kent gelijkgerechtiging, maar tegelijk staat in de cultuur de familie centraal en die vormt een tegenkracht. Fry spreekt een homo van het eerste uur in Mumbai bij zijn ouders en hoort dat de sociale controle sterk is. Binnen de muren van het koloniale verleden ontdekt Fry een gayshop. Een bi-seksuele winkelhulp zegt dat de druk om te trouwen hoog is, vooral voor vrouwen. Hijra’s zijn transseksuelen die dicht bij god stonden maar door de Engelsen naar de sloppenwijken werden verdreven. Gauri heeft daar een opvangcentrum, waarin hij vermakelijk vertelt over zijn operatie tot vrouw. Omdat hij nog nooit een vagina had gezien vroeg hij de verpleegster of hij de hare moest zien, hetgeen zij weigerde. Omdat ze door de eigen familie worden uitgesloten, vormen ze samen een familie.

And it’s all about love, verzucht Fry nog maar eens bij thuiskomst in Londen, waar in het parlement ook nog flink gedebatteerd wordt over homoseksualiteit.    

Hier een interview met Humo waarin te lezen is dat Fry tijdens de documentaire een zelfmoordpoging ondernam.

donderdag 30 januari 2014

We went to war (2012), documentaire van Michael Grigsby



De gevolgen van de oorlog raakt men niet kwijt

De Britse filmmaker Michael Grigsby was een van de eersten die een reportage maakte over soldaten die uit Vietnam terugkwamen. In I was a soldier (1970) spraken David, Dennis en Lamar uit Texas over ervaringen, waar niet over te praten valt en die grote eenzaamheid teweeg brachten. In 2010 zocht Grigsby David en Dennis opnieuw op. Lamar was overleden. Zijn dochter spreekt in de documentaire We went to war over haar vader. Kort na de première van overleed Grigsby op 76-jarige leeftijd.

Dennis rijdt in zijn auto over Texaanse binnenwegen. Hij zit in de renovatie. Mensen zijn niet in te schatten, zegt hij. Maar hij zelf ook niet. Hij is een vreemde voor zichzelf. Hij is zijn ergste vijand. Mensen willen alleen bloederige details horen. Hij had een rottijd en wil er niets meer over horen. In Vietnam hadden ze niets te zoeken. Hij wilde er wel eens vandoor gaan maar kon geen kant op. Hij was altijd al op zichzelf, trok er graag zelf op uit. Het duurde twintig jaar voor hij van zijn nachtmerries afkwam. De vorige nacht droomde hij nog van een groep Latino’s, die op hem afkwamen. Hij kwam terug uit Vietnam met weinig schuldgevoelens. Hij hechtte zich meer aan het leven, zat ook gevangen. Hij voelt zich nog steeds ingesloten in een menigte. Hij praat in een café met twee Irak veteranen en herkent hun problemen. De man deed drie zelfmoordpogingen, de vrouw was eenzaam bij thuiskomst, home alone. Hij heeft nooit therapie overwogen en denkt dat zijn depressies te maken hebben met zijn drugsgebruik. Wellicht gaat hij nog aanspraak maken op veteranenzorg. Hij denkt tegenwoordig meer aan de dood, voelt meer spijt sinds hij geen drugs meer gebruikt.

De meer introverte David (zie foto) vindt zijn ervaringen niet te bevatten. Een soldaat gaat naar het front zoals zijn eigen vader ook naar de oorlog ging. Helaas is er niets bereikt. Vuurgevechten waren het ergste dat hij in zijn leven meemaakte. Hij vist veel omdat de natuur hem rust geeft. De herinneringen en de spookbeelden komen en gaan. Vuurwerk maakt hem bang. Instinctief vlucht hij ervoor. Toen hij terugkwam uit Vietnam, voelde hij zich onkwetsbaar en had hij de behoefte dat uit te testen. Met veel drank op kroop hij achter het stuur en reed rond. Hij vindt oorlog zinloos. Het draait allemaal om geld. Behalve enkelen die eraan verdienen keert men weer berooid terug. Hij heeft een dochter die met een handicap geboren werd door de gevolgen van Agent Orange, maar het gaat goed met haar. Hij vindt het schandalig dat de Amerikaanse regering de kankerverwekkende gevolgen van het ontbladeringsmiddel nooit toegegeven heeft. Voor hem was het onmogelijk precies te zeggen wanneer met het gif uitstrooide. De dagen leken allemaal op elkaar. Na achtendertig jaar is David toch in therapie gegaan en dat heeft hem goed gedaan, omdat het zo moeilijk was om er, ook met zijn kinderen, over te praten.  

Lamar met een cowboyhoed zegt dat hij blij is dat hij nog leeft, maar in een volgend beeld zien we zijn grafsteen. Hij wist niet hoe hij de oorlog kon vergeten. Lamar stierf aan de gevolgen van Agent Orange. Zijn dochter vertelt over de nachtmerries die haar vader tot zijn dood had. Hij was vaak nijdig en humeurig. Hij vertelde dat hij een Vietnamees dorp moest uitroeien maar weigerde en als straf op een schip werd vastgezet, waarin het naar dieselolie stond. De geur maakte hem altijd weer onpasselijk. Hij dronk en kreeg hallucinaties, waarin mensen hem kwamen pakken. Door zijn woede en razernij kon hij het hele servies kapot laten vallen, maar hij sloeg nooit. Haar moeder die er gelaten bij zit, zegt dat ze dat altijd voorkwam. De dochter zegt dat hij zelfs geen klap gaf, omdat dan het eind zoek zou zijn. De De post traumatische stress stoornis wordt doorgegeven aan de kinderen. Ook haar eigen kinderen zijn erdoor beïnvloed. In haar ouderlijk gezin heerste een sfeer van angst waarin men nooit wist wat er zou gaan komen. Duizenden Amerikaanse families hebben hiermee te maken. Haar vader genoot op het eind van zijn leven van de nabijheid van zijn familie. Ze mist hem, heeft het gevoel dat hij haar afgenomen is.

De beelden van snelwegen met reclames van eethuisjes of een eenzame cactus die de gesprekken omlijsten, maken de documentaire zeldzaam diepgaand. Iedere politicus die soldaten op een missie stuurt moet eerst deze documentaire bekijken.

Hier de trailer van We went to war, waarin af en toe ook beelden van I was a soldier terugkomen.  

woensdag 29 januari 2014

Master of the universe (2013), documentaire van Marc Bauer



Duitse bankier, een leven lang opgeslokt door kille cijfers, kijkt terug

Wie zijn de mannen die zich aan de top van de financiële wereld bevinden? Rainer Voss was een van hen. Hij toont veel van de zakelijke kant in een confrontatie met Marc Bauer. Tegenlicht zond daar afgelopen zondag 24 januari al fragmenten van uit, maar de volledige documentaire geeft een scherper beeld van deze voormalig financieel topman, die met een goede afvloeiingsregeling het laatste bedrijf waar hij werkte, verliet.

Absolute trouw vormt volgens Voss een van de voorwaarden om in een toppositie te komen. Zijn vader was verwarmingsmonteur. Hij ging met een koffer naar München, klopte aan bij een Beierse bank, las bladen die nodig waren om de juiste gesprekken te kunnen voeren, werkte lang over om op te kunnen klimmen. Zijn moeder geloofde niet dat hij vanuit Tokio belde.

Voss vertelt hoe beschut zijn leven was, ver weg van de buitenwereld. Men zet de auto in de parkeergarage, neemt de lift naar de werkplek en weet al hoe de dag er gaat uitzien. Hij was daar als op een commandopost van een schip met vele beeldschermen, die het gevoel geven meester van de wereld te zijn. Met een druk op de knop kon hij de wereld veranderen.   
In dat ingesloten systeem, losgekoppeld van het sociale proces, kwam het gezinsleven wel eens in de knel. Zo kreeg hij geen toestemming om aanwezig te zijn bij de geboorte van zijn kind, maar gaf wel zijn kwaliteitsuurtjes. Als Bauer doorvraagt, geeft Voss niet thuis. Hij moet anderen maar vragen over hun oordeel. Daar laat hij zich niet over uit.

Voss tekent op de ruit allerlei wiskundige formules die hij gebruikte om ondoorzichtige producten aan de man te brengen. Het wil niet zeggen dat hij gefraudeerd heeft, maar zijn voorstellen konden wel verkeerd toegepast worden. Hij vindt het zelf ook bedenkelijk dat een aandeelhouder tegenwoordig na tweeëntwintig seconden zijn aankopen weer verhandelt, terwijl men die vroeger vier jaar lang behield.

De crisis kwam onverwacht, maar was niet toevallig. De financiële wereld was erg complex geworden. Er werden tien maal zoveel advocaten ingezet om problemen op te lossen. Banken kregen meteen geld van de overheid, terwijl de cultuursector daar jarenlang om moet zeuren.
Voss bedacht een product dat inmiddels waardeloos is gebleken. Hoe hij dat aan zijn kinderen moet uitleggen weet hij zelf ook niet. Men legde Griekenland het vuur aan de schenen door het land te laten betalen om niet bankroet te gaan. Dat ging volgens een gebruikelijk business model. Daarmee kon men ook andere landen provoceren. Hij was laatst in Spanje en constateert nogal koel dat het sociale leven daar ontregeld is. Als Frankrijk straks aan de beurt is, zal het spel uitgespeeld zijn. Zo’n groot land is niet meer op de been te houden.

Zijn gedwongen vertrek was pijnlijk, maar dat was niet anders. Vaak duurt een dienstverband in deze sector niet langer dan tien jaar. Het werd een zakenfamilie ingezogen maar net zo hard weer uitgekotst. Na zijn laatste baan was hij zijn waardigheid kwijt. Pas later kon hij met meer afstand op zijn werk terugkijken. Banken zullen volgens hem, ondanks alle betoonde excuses en beloftes voor beter, niet uit zichzelf veranderen. Men traineert wetsvoorstellen voor verbetering en verschuilt zich achter abstracties zoals de markt, terwijl het gewoon mensen zijn die ons de problemen aandoen.  

Achter het sympathieke verhaal van de man met een sjaal om zijn nek schuilt veel eigengereidheid en weinig spijt. Het zal uit ongenoegen geweest zijn over zijn verleden dat hij zijn verhaal met Bauer deelde. In de film worden de uitspraken van Voss afgewisseld met beelden van het desolate lege bankgebouw waar hij werkte en dat na een fusie al zes jaar leeg staat. Een lift kruipt omhoog in een wereld van glas en staal en buiten sneeuwt het ook nog eens.

Hier de trailer.

dinsdag 28 januari 2014

Recensie: De geschiedenis van de vooruitgang (2013), Rutger Bregman



Bijschrift toevoegen

Imponerende geschiedenisles zonder harde conclusies

Dat de vooruitgang in de wereld bestaat, daaraan twijfelt historicus Rutger Bregman (1988) niet. Hij probeert de lezer ervan te overtuigen met statistieken. Zo lijkt het misschien wel alsof er in de Verenigde Staten veel gemoord wordt, maar het cijfer is lager dan een aantal decennia geleden. Bregman neemt aan het eind van zijn lijvige werk Bas Heijne op de korrel omdat die zich sceptisch zou uiten over de vooruitgang van de wereld. Volgens Bregman vergeet men vaak dat de culturele ontwikkeling de natuurlijke ontwikkeling voorbij is gestreefd en dat daardoor snelle veranderingen mogelijk zijn De taal veranderde de software van ons brein, om het in de woorden van Bregman te zeggen.  

Met zijn vijfentwintig levensjaren maakt Bregman in De grote geschiedenis van de vooruitgang, het langste hoofdstuk van het boek en in De kleine geschiedenis van de vooruitgang dat alleen over West-Europa handelt, een imposante reis door de geschiedenis, waarbij economische filosofische en technische elementen elkaar afwisselen. Hij legt uit waarom de nieuwe wereld het eerder aflegde tegen de oude, laat zien dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, net als de Verenigde Staten, groot werd door immigranten en dat de vooruitgang steeds sneller is gegaan.

Bregman kiest voor een didactische aanpak, zegt hij. Ik moest daarbij denken aan eerdere boeken van Frans Nypels en Kees Tamboer, oud redacteuren van de Haagse Post die in populaire termen de economische wetten verklaarden. De toon is prettig, al word die soms wat hijgerig, alsof we grasduinen in een grote stapel bewerkte collegedictaten, maar dat kan nauwelijks anders als men de complete wereldgeschiedenis in nog geen vierhonderd bladzijden wil behandelen.

Vooruitgangsgeloof is belangrijk voor een breder perspectief. Het zou een taak van de politiek moeten zijn om keuzes te bieden, maar helaas valt er niet veel te kiezen. Zo is het ook met godsdienst en onze mogelijkheden tot vereniging.

‘Maar wat hebben we aan de vrijheid van meningsuiting als we geen mening hebben? Wat hebben we aan de vrijheid van godsdienst als we nergens in geloven? En wat hebben we aan de vrijheid van vereniging als we ons nergens bij aan willen sluiten?’ Aldus de noodroep van de domineeszoon.

De economische vooruitgang heeft zich onttrokken aan de ideeën van Adam Smith die eerder schreef: ‘De neiging om rijke en machtige mensen te bewonderen en zelfs welhaast te aanbidden en mensen van arme dan wel gewone komaf zo niet te verachten dan wel te negeren (…) is de belangrijkste en meest universele oorzaak van de corruptie van ons morele besef.’ Een uitspraak die met de film The wolf of Wall Street nog eens wordt bevestigd.  

Bregman stelt dat vooruitgang gepaard gaat met vallen. In zo’n val zijn we inmiddels beland. De materiële groei heeft zijn top bereikt en moet in een andere richting omgebogen worden. De zingeving die door de materiële welstand is afgebrokkeld, dient weer centraal te komen staan.

Van alarmisten als Paul Gilding of Lester Brown moet Bregman weinig hebben, daarvoor is zijn optimisme te groot. Hij leent liever zijn oor aan de salonfähige Pascal Brückner, al neemt dat niet weg dat hij de zorgen van de alarmisten over het milieu deelt. De klimaatcrisis is volgens hem de grootste vooruitgangsval. De vooruitgang heeft echter weinig op met moraalridders en gaat toch zijn eigen gang.

De vraag dringt zich op of we dan in een trein zonder noodrem zitten, zonder mogelijkheid om zelf onze richting te bepalen. Nostalgie is een manier om de kop in het zand te steken en individuele oplossingen werken niet bij collectieve problemen. De mens gedijt juist bij een omgeving die sociaal is. In een asociale omgeving gaat hij zich egoïstisch gedragen.

De utopie dient levend te blijven, niet als blauwdruk maar als droom. Hoewel het boek veel opwerpt om over na te denken, schetst Bregman helaas geen uitweg uit de problemen. In plaats van een berg feiten over de lezer uit te storten, had hij beter kunnen aangeven welke stappen we moeten zetten. Diagnoses zijn er genoeg, maar als het op daadkracht aankomt, blijft men vaak in goede bedoelingen steken.

Het lijkt mij daarom niet verkeerd om bankier Sjoerd van Keulen via Facebook aan te pakken. Het zijn de graaiers die onze samenleving verzieken, al zijn ze maar een symptoom van een ziek systeem dat vraagt om   verandering.

Paul Gilding stelde voor om, net zoals Roosevelt eerder tijdens de Tweede Wereldoorlog deed, namelijk door de kapitalistische economie om te bouwen tot een oorlogseconomie, onze economie om te bouwen tot een duurzaam systeem, waarin iedereen naar behoefte krijgt en het omgang weer als een verrijking wordt ervaren. Zover van de ideeën van Marx zit dat niet af.    

De geschiedenis van de vooruitgang kreeg van de Vlaamse denktank Liberales de prijs voor het beste non-fictie boek van 2013.

Filmrecensie: Sisters (2001), Sergej Bodrov



Gewelddadige sfeer zorgt voor toenadering tussen zusjes

In dit regiedebuut van filmacteur Sergej Bodrov gaat het om de verhouding tussen twee zusjes, die niet zo aardig tegen elkaar zijn. De oudste, Sveta, is dertien jaar en woont bij haar arme oma, de jongste heet Dina en woont in heel wat luxere omstandigheden bij haar moeder. Op het moment dat Dina’s vader uit de gevangenis komt veranderen de omstandigheden voor de beide zusjes en dat heeft een behoorlijke impact op hun relatie.

Alik, de vader van Dina, kan slecht met Sveta overweg en dat is wederzijds. Ze gaat dan ook niet mee haar stiefvader om op te halen uit de gevangenis. Dina is daar wel bij. Ze roept haar vader die nog een zaak af te handelen heeft, dat ze moet plassen en naar huis wil. De zaak waarom het gaat is dat Alik nog geld heeft van een misdaad en dat dient terug te geven, maar hij weet niet waar het is.

Sisters draait om een mogelijke ontvoering van zijn dochter om Alik tot betalen te dwingen. Om dat voor te zijn, verbergt Alik hen in een verzegeld huis van een onlangs overleden persoon. De geplande wintersportvakantie in Oostenrijk kan daardoor niet doorgaan. Dina pakt meteen een lipstick en maakt zich op als dame. Als Alik enkele dagen later naar hen toegaat, blijken de meisjes verdwenen. Ze reisden met de trein naar familie van hun moeder, maar hun oom vond het te gevaarlijk hen binnen te laten, waarop de zusjes zelf probeerde aan de kost te komen. Met het geld dat Dina ophaalde met zingen, konden ze in ieder geval pasteibroodjes en de trein terug naar hun eigen woonplaats betalen.

Sveta breekt in in een huisje op de datsja, waarvan zij denkt dat het van de ouders van haar vriendje Aljosja is. Terwijl Dina in de tuin zit, vraagt zij hem per telefoon om geld, maar zij weet niet dat ze door de gangsters wordt afgeluisterd. Als de meisjes op de kermis zijn, wordt het huisje doorzocht en, omdat de gangsters hen niet kunnen vinden, in brand gestoken. Als Aljosja langs komt vertelt dat het hun huisje niet was. Hun moeder is inmiddels wanhopig over haar kinderen en smeekt haar man om het geld terug te geven.

De zusjes krijgen een lift van een Roma familie en gaan op de kermis voor hen werken, Dina op de viool, Sveta als frisdrankverkoopster. Sveta wordt opgemerkt door een gangster die haar vraagt om bier voor hem en zijn maten te halen en dat naar hun honk te brengen, waar ze aan het schieten zijn. Sveta doet eraan mee. De gangster die om bier gevraagd had, zegt dat ze, vanwege haar talent, later zijn lijfwacht moet worden en hem moet waarschuwen als ze wordt lastig gevallen.

De schietkunst van Sveta komt haar van pas als de zusjes door gangsters dreigen te worden meegenomen. Ze schiet hen voor de voeten waarna ze kunnen vluchten. Helaas is het daarna veel van hetzelfde en richt de aandacht zich meer op de bedreigingen van de zusjes, dan op de relatie. Deze verbetert die door alle onfortuinlijke avonturen. Dina wil zelfs naar India of naar een klooster in Tibet waar ze meisjes zoals zij schijnen op te vangen.

De stevige en sfeervolle muziek benadrukt dit gewelddadige en rauwe drama uit het Rusland van na de Sovjet Unie. De rechtsonzekerheid spat van het scherm. De zusjes proberen zich door het leven te slaan, vooral de jongste en de knapste Dina (rechts op de poster) blijft ongenaakbaar.

Hier de trailer van de film die in het Russisch Syostry heet, het beste moment staat er zelfs bij, waarop Sveta haar schietkunst demonstreert. Overigens vroeg ik me af hoe het kwam dat de politieman de zusjes aan de gangsters wilde uitleveren.