Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zondag 24 mei 2015

Hannah van den Ende over Vergeet niet dat je arts bent, VPRO Boeken, 3 mei 2015



Joodse arts een reddingssloep in een metaforische scheepsbreuk

Hannah van den Ende is arts en promoveerde op de geschiedenis van joodse artsen in de Tweede Wereldoorlog zoals de ondertitel van haar studie aangeeft. Aanleiding was het feit dat ze haar studentenhuis in Groningen zich naast de woning bevond van een joodse arts die veel over de toestand tijdens de bezettingsjaren geschreven had.

Wim Brands noemt het ongewoon dat een arts zich op jonge leeftijd verdiept in een geschiedkundig onderwerp.
Van den Ende beaamt dit. De meeste artsen doen zoiets na hun pensionering.

Brands kent de feitenkennis van Van den Ende en vraagt haar naar het aantal joodse artsen waar het om gaat.
Van den Ende noemt het aantal van 534. De helft van deze joodse artsen was werkzaam in Amsterdam.

Brands vraagt hoeveel van hen getuigden.
Dat waren er zeven, van wie er inmiddels al vijf artsen overleden zijn. Daarom vulde Van den Ende haar onderzoek aan met medisch studenten uit die tijd en andere direct betrokkenen zoals familieleden van de artsen. Ze kwam daarmee op zo’n tweehonderd getuigenissen.

Brands vraagt hoe scherp de getuigenis nog was van de 101 jarige die ze ondervroeg.
Van den Ende vertelt dat de man nog steeds leeft en dat hij ook bij haar promotie was.

Helaas gaat Brands niet in op de door Van den Ende genoemde haken en ogen bij de ondervraging. Hij wil wel een verhaal horen dat deze oude man vertelde.
Van den Ende noemt diens dilemma nadat een vrouw werd binnengedragen in ziekenhuis aan de Keizersgracht, die een zelfmoordpoging had ondernomen om aan deportatie te ontkomen. Hij redde de vrouw het leven maar worstelde nog steeds met de vraag of hij daar goed aan had gedaan.

Brands zegt dat het boek vol staat met dit soort bizarre anekdotes, maar wil eerst terug naar het begin van de oorlog. Hij is benieuwd naar de veranderingen in het leven van een joodse arts.
Van den Ende noemt het ambtenarenverbod uit november, waardoor de artsen niet meer in overheidsdienst zoals bij de GGD konden werken en een half jaar later het verbod om niet- joodse patiënten te behandelen.

Brands wil weten hoe men reageerde als iemand op straat neerviel.
Van den Ende zegt dat het ondenkbaar is dat de gemiddelde arts niet zou reageren. Hoewel er geen statistieken bekend zijn over het verzet tegen de maatregel, deden veel artsen toch gewoon wat ze moesten doen. Na aanvang van de deportaties werd het medisch beroep een reddingssloep in een metaforische scheepsbreuk. Omdat men in de eerste maanden van de deportaties bij ziekte gevrijwaard was voor uitzending naar de werkkampen, pleegden de artsen sabotage om hun patiënten thuis te houden. Hiertoe maakten ze valse attesten op, sneden ze in het lichaam en dienden bijtende middelen toe die lichaamsreacties gaven.

Brands noemt het schrijnend geval van een baby die te vroeg geboren werd in Vught.
Van den Ende zegt dat hij goed verzorgd werd in Westerbork, maar dat men daarna deportatie niet kon voorkomen.

Brands begint over de titel van het boek die een uitspraak is van de vader van Hans Keilson, die hij in de oorlog deed tijdens het afscheid met zijn zoon, dat voor altijd bleek te zijn. Brands brengt die uitspraak in verband met het gevestigde idee dat de oorlog er een was met grijstinten, iets wat door Van den Ende bestreden wordt.
Van den Ende roemt het grote plichtsbesef van de artsen met een sterk moreel kompas. In plaats van het morele relativisme van Hanna Arendt hangt ze het moreel pluralisme aan van de Britse filosoof Isaiah Berlin.

Brands brengt ten slotte nog het paternalistisch altruïsme ter sprake.
Volgens Van den Ende gaat het er hierbij om dat de arts de zorg van de patiënt voor een deel op zich neemt. Ook in 2015 met de nadruk op de autonomie van de patiënt is dit volgens haar nog steeds van betekenis. Een gebrek hieraan kan tot onverschilligheid leiden.  


   


Geen opmerkingen:

Een reactie posten