Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



maandag 6 juli 2015

Recensie: Peenhaar (1969), Jules Renard



Affectief verwaarloosde Franse schooljongen bijt later van zich af

Peenhaar, het alter ego van Jules Renard (1864-1910), is de bijzondere jongste zoon van een Franse burgemeestersgezin Lepic. Diens vader had de leiding in het kleine dorpje Chitry les Mines, net als hijzelf later. In korte hoofdstukjes, die aanvankelijk in de krant werden gepubliceerd, komt de zoon over als een verongelijkte jongen die in een gewapende vrede leeft met zijn vaak afwezige vader, zijn oudere broer en zus en in onmin vooral met zijn bitse moeder, steevast madame Lepic. Genegenheid heeft hij nooit van haar ontvangen. Zijn hik is daarentegen meteen over als zij binnenkomt. Het is intrigerend om honderd jaar na dato te lezen hoe een Franse jongen uit een klein dorp dubbele boodschappen van zijn ouders het hoofd biedt.

In het eerste hoofdstukje vatten we meteen sympathie op voor Peenhaar met zijn rode haar en zijn gespikkelde vel, als hij van zijn moeder het kippenhok moet sluiten, dat de oude bediende Honorine open heeft laten staan. Het is geen gemakkelijke taak die moet worden uitgevoerd in het donker waar allerlei gevaren dreigen. Onder dreiging van een klap om zijn oren voldoet Peenhaar aan de opdracht en gaat het donker in. Hij kwijt zich van zijn taak en wacht binnen op complimenten maar krijgt slechts van zijn moeder te horen dat hij dit elke avond wel kan doen.

De sympathie is niet steeds voor Peenhaar, die ook heel eigengereid kan zijn, al komt dit ongetwijfeld aan de behandeling die hem als jongste kind ten deel valt. De schrijver spreekt tijdens de patrijzenjacht over de welbekende hardvochtigheid van zijn ongevoelige natuur, dat hem geschikt maakt om aangeschoten exemplaren dood te maken. Erg dapper is hij ook niet, zoals al bleek in het eerste hoofdstukje. Als de hond dreigend blaft, doet Peenhaar alsof hij op onderzoek uitgaat, maar blijft achter de voordeur staan.

Hoewel zijn vader ook niet bepaald een steun in de rug is - als Peenhaar een snip schiet vraagt de man waarom hij er geen twee geschoten heeft - wordt de frustratie tolerantie vooral door de moeder op de proef stelt. Als er vrienden zijn moet hij bij haar in bed liggen en wordt dan aangesproken op zijn gesnurk. Hij is tot verdriet van zijn moeder ook nog niet zindelijk. 

Zijn onvrede reageert hij af door koppig vol te houden dat hij geen water wil tijdens de maaltijd of door het weigeren van een verjaardagscadeau in de vorm van een trompet die dan ook in de kast blijft staan. Tegelijk vreest hij dat hij ontploft als zijn moeder door haar man in aanwezigheid van alle kinderen als oud vuil behandeld wordt. Als de oude bediende niet meer voldoet levert Peenhaar haar een streek door een pot warm water weg te halen waarna haar kleindochter Agathe de dienst overneemt. Hij raadt meteen maar haar aan hem niet te tutoyeren.

Hij lijkt beter af te zijn op de kostschool Sint Marc. Hij bewerkstelligt daar het ontslag van een surveillant die ongewenst intiem gedrag vertoonde ten opzichte van een medeleerling, maar in de vakanties krijgt hij het weer zodanig te verduren, zodat hij zijn vader vraagt of hij ook niet de vakanties aldaar kan doorbrengen maar helaas geldt de regeling alleen voor arme kinderen. Gelukkig is het contact met het aardige dorpsmeisje Mathilde met wie Peenhaar zelfs zou willen trouwen.

De toon in Peenhaar - onlangs in Schwobfest aangeprezen door Arjan Peters - is afstandelijk. De kale sfeer doet denken aan Reis naar het einde van de nacht van Céline, misschien ook door de sprekende zwart wit tekeningen gemaakt door Felix Valloton. Soms zijn dialoogjes apart opgeschreven, zoals deze:

Madame Lepic: Wat doe je daar, Peenhaar?
Peenhaar: Weet ik niet, mama.
Madame Lepic: Dat betekent dat je weer iets stoms uithaalt. Doe je dat dan altijd expres?
Peenhaar: Dat moest er nog bijkomen.’  

De hoofdstukjes over de affectief verwaarloosde Franse schooljongen die een duidelijke samenhang vertonen, werden in 1902 gebundeld en, zoals gezegd, van tekeningen voorzien door Valloton. Die zijn nog steeds te zien in hetzelfde vertaling van Thérèse Cornips, die onlangs zelf het onderwerp is geworden van een boek, getiteld Met een bevroren jas en een geleend tientje van de hand van Guus Middag onder andere over haar verhouding met haar man Chris van Geel.

Hier mijn verslag van het laatste Schwobfest.


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten